13. Beide partijen zijn tijdens de onderhandelingen over de verkoop van het bedrijf door [geïntimeerde] aan [appellanten] bijgestaan door hun accountants. Vast staat dat de accountant van [geïntimeerde], het accountantskantoor [persoonsnamen] te Emmen, financiële gegevens op schrift heeft verstrekt aan de accountant van [appellanten], het accountantskantoor [persoonsnamen] te Heerenveen.
13.1 Gesteld noch gebleken is dat van de zijde van [persoonsnamen] ooit is aangegeven dat er relevante informatie ontbrak, dan wel dat er is verzocht om aanvullende gegevens. Kennelijk was de door [geïntimeerde] verstrekte informatie voor (de accountant van) [appellanten] voldoende om zich een beeld van de financiële situatie van het bedrijf van [geïntimeerde] te kunnen vormen.
13.2 [appellanten] hebben in hoger beroep benadrukt dat [geïntimeerde] al vanaf het moment dat de onderhandelingen startten tot aan de comparitie van partijen in eerste aanleg heeft geweigerd de naam te noemen van zijn vroegere accountant, de heer [persoonsnaam], die de financiële stukken tot 2004 heeft opgesteld. Uit niets is echter gebleken dat [appellanten], althans hun accountant, die weigering - die door
[geïntimeerde] wordt betwist - hebben aangegrepen om er op enig moment bij [geïntimeerde] op aan te dringen dienaangaande openheid te geven, laat staan dat de informatie over de naam van de accountant van belang was. Schriftelijke bescheiden die daarop zouden duiden, ontbreken.
13.3 In hoger beroep hebben [appellanten] ter onderbouwing van hun stelling dat het door hun gekochte bedrijf niet winstgevend was, de winst- en verliesrekening over de jaren 2005 (vanaf 1 juli), 2006 en 2007 in het geding gebracht. Opvalt daarbij dat de daarin vermelde omzetgegevens niet significant afwijken van de gegevens omtrent de omzet over de jaren 2000 t/m 2004, zoals die in het onderhandelings-traject door, althans namens [geïntimeerde], zijn verstrekt. Dat [geïntimeerde] evident onjuiste gegevens zou hebben verstrekt met betrekking tot door hem gerealiseerde omzetten, is derhalve niet gebleken. Wat overigens wel opvalt is dat in de door
[geïntimeerde] ter beschikking gestelde winst- en verliesrekeningen de post afschrijvingen niet voorkomt en de financiële baten en lasten op nihil zijn gesteld. Kennelijk hebben [geïntimeerde] en zijn accountant daaromtrent afspraken gemaakt (zie de brief van [accountants van geïntimeerde] aan [geïntimeerde] d.d. 10 februari 2005, gevoegd bij productie 7 bij memorie van antwoord). Dit had de accountant van [appellanten] ook moeten opvallen. Naar 's hofs oordeel kan onder deze omstandigheden van het onthouden van noodzakelijke gegevens door [geïntimeerde] geen sprake zijn. Het had op de weg van [appellanten], dan wel hun accountant, gelegen om dienaangaande nadere vragen te stellen of opgave van de cijfers te vragen, al aangenomen dat zij dat van belang vonden. Nu dit is nagelaten, kunnen [appellanten] zich er niet met vrucht op beroepen dat [geïntimeerde] onvolledige en/of onjuiste gegevens heeft verstrekt, wat daarvan verder ook moge zijn.
Opvallend is voorts dat het verschil in winst met name zit in de kosten. Die zijn in de door [appellanten] verstrekte gegevens veel hoger dan de opgaven van [geïntimeerde]. Met name geldt dit voor de ongespecificeerde post "overige bedrijfskosten". [appellanten] hebben daarvoor geen verklaring gegeven.
13.4 Welk overig concreet verwijt [geïntimeerde] volgens [appellanten] dan ook zou kunnen treffen en waar hij in gebreke zou zijn gebleven om andere relevante gegevens te verstrekken, is door [appellanten] niet voldoende inzichtelijk gemaakt. In die zin ontberen hun stellingen op dit punt ook in appel genoegzame onderbouwing. Daarom is voor bewijslevering geen plaats.
13.5 Een mogelijk verwijtbare schending van collegiale contacten door de huidige accountant jegens de voormalige accountant van [geïntimeerde] is wellicht een zaak voor de tuchtrechter, maar speelt in de verhouding tussen partijen in dit geschil geen rol.