ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ4019

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001203-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederspannigheid met lichamelijk letsel en belediging van ambtenaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1988, werd ter zake van wederspannigheid met lichamelijk letsel en belediging van ambtenaren in functie veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 20 dagen. De politierechter had de verdachte eerder vrijgesproken van een feit, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een werkstraf en een geldboete. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd schuldig bevonden aan het verzetten tegen een opsporingsambtenaar en het beledigen van twee ambtenaren. Het hof heeft de feiten als ernstig gekwalificeerd, gezien de gevolgen voor de betrokken ambtenaren en de verstoring van de openbare orde. De benadeelde partij, een hoofdagent van de Regiopolitie Groningen, heeft schade geleden door het handelen van de verdachte, wat leidde tot een vordering tot schadevergoeding die door het hof werd toegewezen. Het hof heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien niet aan de betalingsverplichting wordt voldaan.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001203-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-655319-07
Arrest van 24 juli 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 23 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.J. de Mare, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van een feit, wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en op een vordering van een benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep ter zake van het onder 2 ten laste gelegde en verdachte ter zake van het onder 1 aan hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair te vervangen door 15 dagen vervangende hechtenis.
Subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair te vervangen door 15 dagen hechtenis, en een geldboete van € 250,-, subsidiair te vervangen door 5 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 juni 2007, in de gemeente [gemeente], toen de aldaar dienstdoende [benadeelde], hoofdagent van Regiopolitie Groningen verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 266 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een politiebureau, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken in een andere richting dan die waarin die [benadeelde] verdachte trachtte te brengen, tengevolge waarvan deze opsporingsambtenaar enig lichamelijk letsel (knieletsel) bekwam;
2.
hij op of omstreeks 3 juni 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [benadeelde], hoofdagent van Regiopolitie Groningen en/of
[verbalisant], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd het woord "mongolen", althans een woord/woorden van gelijke beledigende aard
en/of strekking.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep ter zake van het onder 2 ten laste gelegde omdat het de bedoeling van het openbaar ministerie was het appel te beperken tot het onder 1 ten laste gelegde. Nu het appel niet bij akte is beperkt zal het hof het appel in zijn geheel beoordelen.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1.
hij op 3 juni 2007, in de gemeente [gemeente], toen de aldaar dienstdoende [benadeelde], hoofdagent van Regiopolitie Groningen verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 266 Wetboek van Strafrecht op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een politiebureau, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken in een andere richting dan die waarin die [benadeelde] verdachte trachtte te brengen, tengevolge waarvan deze opsporingsambtenaar enig lichamelijk letsel (knieletsel) bekwam;
2.
hij op omstreeks 3 juni 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [benadeelde], hoofdagent van Regiopolitie Groningen en [verbalisant], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd het woord "mongolen".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1: Wederspannigheid met lichamelijk letsel als gevolg;
onder 2: Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich verzet tegen een verbalisant, toen deze verdachte wilde aanhouden. Door het verzet van verdachte is de verbalisant ten val gekomen en heeft hij lichamelijk letsel bekomen. Verdachte heeft door zo te handelen overlast veroorzaakt en de verbalisant belemmerd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de belediging van twee verbalisanten. Het aan dergelijke ambtenaren toekomende respect en gezag is daardoor aangetast.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 april 2009 blijkt, dat verdachte niet eerder ter zake van het plegen van strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof zal verdachte, anders dan door de advocaat-generaal is gevorderd, een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur opleggen.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij,
[benadeelde], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat hij in zijn vordering in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard en dat hij zich in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vast staat dat door het onder 1 bewezenverklaarde feit door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De hoogte van de vordering van de benadeelde partij is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden.
Gelet op het voorgaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof acht het in het belang van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van dat bedrag ten behoeve van de benadeelde partij, in voege als na te melden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c (oud), 22d, 36f (oud), 57 (oud), 180, 181, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend tien euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt
- tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend tien euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.J. Beswerda, voorzitter, mr. G. Dam en mr. W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier, zijnde mr. Dam en mr. Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.