ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ4022

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000572-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het meermalen opzettelijk voordeel trekken uit misdrijf verkregen goed

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte is veroordeeld voor het meermalen opzettelijk voordeel trekken uit de opbrengst van enig misdrijf verkregen goed. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist dan de politierechter had opgelegd, namelijk een werkstraf van 90 uren. Het hof heeft echter besloten het vonnis van de politierechter te vernietigen en opnieuw recht te doen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van ongeveer een half jaar voordeel heeft getrokken uit de bijstandsuitkering van haar partner door gebruik te maken van zijn woning. De verdachte was zich ervan bewust dat haar partner niet had doorgegeven dat hij samenwoonde, wat invloed had op zijn recht op de uitkering. Het hof heeft de verdachte strafbaar geacht en geen strafuitsluitingsgronden aanwezig geacht. Bij het bepalen van de straf heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Een deel van de werkstraf is voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft ook geoordeeld dat niet bewezen is wat de verdachte verder ten laste was gelegd, en heeft haar daarvan vrijgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000572-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-810230-06
Arrest van 24 juli 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van
22 februari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. L.S. Slinkman, advocaat te Hoogezand.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair te vervangen door 45 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd:
zij in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 13 juni 2006 en/of de periode van 26 augustus 2006 tot en met 07 februari 2007 te [plaats], gemeente [gemeente],, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de door [medeverdachte] bewoonde woning aan de [adres] en/of van de in die woning aanwezige voorzieningen en/of opzettelijk eet- en/of drinkwaren heeft genuttigd, wetende dat die woning en/of die voorzieningen en/of die eet- en/of drinkwaren geheel of gedeeltelijk werd(en) betaald van een uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand, welke door [medeverdachte] - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde, althans een gezamenlijke huishouding voerde dan wel dat zij haar hoofdverblijf had in de door [medeverdachte] bewoonde woning - door valsheid in geschrifte en/of door het opzettelijk nalaten tijdig inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht en/of door oplichting of door verduistering, in elk geval door enig misdrijf was verkregen, hebbende verdachte aldus (telkens) opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat:
zij in de periode van 26 augustus 2006 tot en met 07 februari 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de door [medeverdachte] bewoonde woning aan de [adres], wetende dat die woning geheel of gedeeltelijk werd betaald van een uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand, welke door [medeverdachte] - in wiens woning zij haar hoofdverblijf had - door het opzettelijk nalaten tijdig inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht was verkregen, hebbende verdachte aldus telkens opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van een klein half jaar voordeel getrokken uit de door haar partner genoten bijstandsuitkering door gebruik te maken van zijn woning. Verdachte wist dat haar partner niet aan de uitkeringsinstantie had doorgegeven dat hij samenwoonde, hetgeen van invloed kon zijn op zijn recht op dan wel de hoogte van de uitkering.
Het hof houdt rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 16 april 2009 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Gelet op het feit dat het hof tot een beperktere bewezenverklaring komt dan de advocaat-generaal zal het hof een deels voorwaardelijke werkstraf opleggen van kortere duur dan door de advocaat-generaal gevorderd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22d, 57 (oud) en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot dertig uren, subsidiair vijftien dagen vervangende hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.J. Beswerda, voorzitter, mr. G. Dam en mr. W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier, zijnde mr. Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.