Parketnummer: 24-003246-07
Parketnummer eerste aanleg: 17-880256-07
Arrest van 5 augustus 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 13 december 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
ter terechtzitting van 31 juli 2008 wel, maar ter terechtzittingen van 2 oktober 2008 en 22 juli 2009 niet verschenen. Op de terechtzittingen van 31 juli 2008 en 22 juli 2009 is telkens verschenen de raadsman van verdachte mr. H. Eigenberg, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens het subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen op die zittingen waar verdachte zelf niet is verschenen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep d.d. 31 juli 2008, 2 oktober 2008 en 22 juli 2009, alsmede op het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 104 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest, met reclasseringsbegeleiding als bijzondere voorwaarde. Voorts dat het hof de vordering van de benadeelde partij ad € 1.229,64 zal toewijzen tot een bedrag van € 29,64 en ter zake van dat bedrag een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen, subsidiair 1 dag hechtenis, en de benadeelde partij voor het overige gevorderde in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 9 juni 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, met [benadeelde], geboren op [1992], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] en/of zijn, verdachtes, tong in de mond van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of (telkens) de borsten van die [benadeelde] gestreeld/aangeraakt en/of zich (telkens) door die [benadeelde] laten aftrekken;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 9 juni 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, met [benadeelde], geboren op [1992], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens) duwen/brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] en/of het (telkens) duwen/brengen van zijn, verdachtes, tong in de mond van die [benadeelde]
en/of het (telkens) strelen/betasten van de borsten van die [benadeelde] en/of het zich (telkens) door die [benadeelde] laten aftrekken.
Bewijsoverweging
Het hof is van oordeel dat de verklaring van aangeefster geloofwaardig is en derhalve voor het bewijs zal worden gebruikt. Aangeefster is consistent in meerdere door haar afgelegde verklaringen over datgene wat verdachte heeft gedaan. Zij heeft weliswaar ten overstaan van de raadsheer-commissaris aangegeven dat verdachte nog meer heeft gedaan dan zij in het begin heeft verklaard maar dit gegeven op zichzelf doet niet af aan de geloofwaardigheid van de verklaring van aangeefster. Dit geldt temeer nu de verklaring van aangeefster op verschillende punten overeenkomt met de verklaring van getuige [getuige] eveneens afgelegd ten overstaan van de raadsheer-commissaris.
Bewezenverklaring
Het hof acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande, dat:
hij in de periode van 1 februari 2007 tot en met 9 juni 2007, te [plaats], meermalen, met [benadeelde], geboren op [1992], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte meermalen zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] en/of zijn, verdachtes, tong in de mond van die [benadeelde] gebracht en/of de borsten van die [benadeelde] gestreeld/aangeraakt en/of zich door die [benadeelde] laten aftrekken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij de bepaling van de straffen rekening gehouden met de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte, toen 32 jaar oud, heeft in de periode van 1 februari 2007 tot en met 9 juni 2007 meermalen bij hem thuis ontuchtige handelingen gepleegd met [benadeelde], die toen nog maar 14 jaar oud was. Die handelingen bestonden mede uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde]. Hij heeft zijn vinger(s) in haar vagina en zijn tong in haar mond gebracht, haar borsten betast en zich door haar laten aftrekken.
Verdachte wist dat [benadeelde] 14 jaar oud was, dat zij ontwikkelings- en gedragsproblemen had, dat zij "gek" op hem was en dat zij op hem "viel". Die verliefdheid was volgens verdachte overigens niet wederzijds. In plaats van zijn verantwoordelijkheid als volwassene te nemen, heeft hij het gevoel dat zij voor hem had gestimuleerd door haar dagelijks bij hem over de vloer te laten komen, haar van school/stage te laten spijbelen, haar op haar stageplaats (een winkel) te bezoeken en haar 's nachts te sms'sen. Voorts is van belang dat [benadeelde] het buurmeisje van verdachte was en dientengevolge altijd in zijn nabijheid verkeerde. Volgens de door [benadeelde] ingebrachte slachtofferinformatie zijn genoemde ontwikkelings- en gedragsproblemen van [benadeelde] verergerd. Het nachtelijk sms'en door verdachte heeft volgens haar mede tot gevolg gehad dat zij op school minder presteerde. Ze kwam op school en thuis in een geïsoleerde positie terecht omdat ze van verdachte niet mocht vertellen wat er op seksueel gebied tussen hen gebeurde.
Het slachtoffer [benadeelde] heeft voorts aangegeven dat verdachte haar de mogelijkheid om met dit deel van haar verleden enigszins in het reine te komen ontneemt door zijn ontkennende houding. In haar schriftelijke slachtofferverklaring heeft zij opgemerkt zich misbruikt te voelen door verdachte. Zij is zodanig in de knoop geraakt dat ze professionele hulp heeft gezocht en gekregen.
Gelet op het vorenstaande en mede gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die het hof hanteert in soortgelijke zaken, acht het hof de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur in beginsel gerechtvaardigd.
Hier staat echter het volgende tegenover.
Uit het verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 april 2009 blijkt, dat verdachte, op een veroordeling in 1996 na, niet eerder ter zake van het plegen van strafbare feiten is veroordeeld.
Verdachte heeft voor de onderhavige feiten 44 dagen in voorarrest doorgebracht. Sinds 15 augustus 2007 is hij weer op vrije voeten. Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte thans opnieuw moet worden gedetineerd. De hiervoor reeds genoemde oriëntatiepunten wijzen in die richting. Die vraag wordt in dit geval - uiteindelijk - negatief beantwoord. In dat opzicht volgt het hof de eis van de advocaat-generaal. Die eis doet echter onvoldoende recht aan de ernst van de feiten. Daarom legt het hof tevens een werkstraf op voor de maximale duur.
Al het vorenstaande leidt ertoe dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 104 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, zal worden opgelegd.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat bij het voorwaardelijk op te leggen gedeelte van de gevangenisstraf het opleggen van een bijzondere voorwaarde niet op zijn plaats is. Uit de rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie d.d. 17 juli 2007 komt naar voren dat er bij verdachte sprake zou zijn van een psychiatrische problematiek en dat behandeling hiervoor op zijn plaats zou zijn. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de reclassering in het kader van het uitoefenen van het toezicht problemen zal ervaren. Nu dit reeds op voorhand voorzienbaar is acht het hof het opleggen van toezicht van de reclassering niet op zijn plaats.
Met de voorwaardelijke straf wordt mede beoogd verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan (soortgelijke) strafbare feiten schuldig te maken.
Benadeelde partij.
Gebleken is, dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door de bewezen verklaarde feiten door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor immateriële schade tot een bedrag van € 1.200,= en voor materiële schade tot een bedrag van
€ 29,64.
Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij bestreden, stellend, dat hij het ten laste gelegde niet heeft gepleegd. Het hof passeert dit verweer, nu het hof het primair ten laste gelegde bewezen acht.
De benadeelde partij had ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten ontwikkelings- en gedragsproblemen (ADHD en ODD). Door de bewezen verklaarde feiten zijn deze problemen verergerd. Naar het oordeel van het hof is dan ook komen vast te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. Het hof is van oordeel dat die immateriële schade, gelet op soortgelijke zaken, als eenvoudig vast te stellen kan worden bepaald op een bedrag van € 1.000,=. Daarnaast is vast komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 29,64. Het hof acht de vordering van de benadeelde partij dan ook toewijsbaar tot een bedrag van € 1.029,64. Het komt het hof gewenst voor om dit bedrag tevens toe te wijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel. Aan het vorenstaande doet niet af de omstandigheid, dat de benadeelde partij zelf actief aan de bewezen verklaarde ontuchtige handelingen zou hebben deelgenomen. Immers, de wet beschermt juist de minderjarige, ongeacht of deze het initiatief heeft genomen dan wel zelf actief heeft meegedaan aan de ontuchtige handelingen.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens voor toewijzing vatbaar.
Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige gevorderde van de immateriële schade niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de benadeelde partij al voor de bewezen verklaarde feiten in behandeling was voor een problematiek die mogelijk mede de oorzaak is van de hoogte van de gevorderde immateriële schade. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22d, 36f (oud), 57 (oud) en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van honderdvier dagen;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van zestig dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderdveertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend negenentwintig euro en vierenzestig cent, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juni 2007;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend negenentwintig euro en vierenzestig cent, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juni 2007, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Koolschijn, voorzitter, mr. Lahuis en mr. Van der Woude, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mrs. Lahuis en Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.