Arrest d.d. 25 augustus 2009
Zaaknummer 107.000.051 (voorheen rolnummer 0300111)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
B.V. Kraanbedrijf BKF ,
gevestigd te [plaats],
appellante in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: BKF,
advocaat: mr. P.R. van den Elst,
Regionale Omroep Noord ,
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde in het principaal en appellante in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Radio Noord,
advocaat: mr. J.V. van Ophem.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 12 april 2006 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
De door het hof benoemde deskundige heeft op 4 januari 2008 een bericht (rapport) uitgebracht dat op 7 januari 2008 ter griffie is gedeponeerd en waarvan afschrift is verstrekt aan partijen.
Vervolgens heeft Radio Noord een "memorie na deskundigenbericht" genomen en BKF een "antwoord memorie na deskundigenbericht".
Tenslotte hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De beoordeling
Wederom met betrekking tot grief 1 in het incidenteel appel
1. De deskundige heeft in zijn rapport van 4 januari 2008 te kennen gegeven dat de in geding zijnde apparatuur (zonder zichtbare beschadigingen) deel uitmaakte van de inventaris tijdens de verzekeringstaxatie van maart 1989 (naar het hof hem begrijpt, neergelegd in het door [naam taxatiebureau] opgestelde taxatierapport van maart 1989, prod. g of 9 bij de akte van 22 september 1999, nader: [taxatierapport]). Volgens de deskundige kan de leeftijd van die apparatuur per december 1992 daarom worden gesteld op drie jaar en negen maanden.
2. Het hof stelt evenwel met BKF vast dat [taxatierapport] niet vermeldt hoe oud de getaxeerde apparatuur was, maar slechts dat de verzekerde waarde als bedoeld in artikel 275 W.v.K (oud) in maart 1989 de bedragen beliep als in het rapport vermeld.
3. Gelet op de omstandigheid dat de apparatuur was geplaatst in een reportagewagen die volgens het in zoverre niet bestreden rapport van [taxatierapport 2] van 26 augustus 1993 (prod.1 bij akte van 27 maart 2002, nader: [taxatierapport 2]) als bouwjaar 1983 had en dus in 1992 ongeveer negen jaar oud was, terwijl ook Radio Noord in haar akte van 19 juni 2002 stelt dat de apparatuur (overigens slechts ten dele) negen jaar oud was, gaat het hof er van uit dat de apparatuur in december 1992 inderdaad ongeveer negen jaar oud was. Nu Radio Noord niet concreet heeft aangegeven welk gedeelte van de apparatuur volgens haar geen negen jaar oud was noch of en hoeveel die apparatuur volgens haar ouder of jonger was dan negen jaar en evenmin of dit verschil tevens een substantieel verschil maakt voor de waarde daarvan, terwijl dat toch van haar verwacht had mogen worden als dit werkelijk van belang zou zijn, behandelt de hof de apparatuur in zijn geheel op basis van een ouderdom van negen jaar ten tijde van het ongeval.
4. Volgens de deskundige is de betrouwbare leeftijd van de in geding zijnde apparatuur als nader in zijn rapport omschreven 3, respectievelijk 5 en 10 jaar. Partijen hebben dit oordeel op zichzelf niet in algemene zin bestreden, maar Radio Noord heeft gesteld dat de apparatuur zeer goed was onderhouden en nog "jarenlang had meegekund", zonder enige nadere indicatie te geven hoelang dat dan zou zijn.
5. BKF heeft weliswaar aangevoerd dat -gelet op het rapport van de deskundige - de betrouwbare leeftijd van de apparatuur op het moment van het ongeval reeds was verstreken, maar zij heeft niet bestreden dat de apparatuur goed was onderhouden, hetgeen - naar aannemelijke stelling van Radio Noord - maakt dat dit bevorderlijk was voor de "betrouwbare" levensduur daarvan. Het hof wijst er voorts op dat niet is gesteld of gebleken dat Radio Noord ten tijde van het ongeval het voornemen had om de apparatuur op zeer korte termijn te vervangen.
6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, houdt het hof het ervoor dat de apparatuur ten tijde van het ongeval weliswaar nog niet versleten of onbetrouwbaar was, maar inmiddels wel in de laatste gebruiksfase was gekomen, zij het dat het hof het aannemelijk acht dat de te verwachten betrouwbare levensduur van de apparatuur, mede als gevolg van het daaraan gepleegde onderhoud langer was dan de deskundige in algemene zin heeft aangegeven. Het hof gaat daarom in zoverre aan het oordeel van de deskundige voorbij.
Volledigheidshalve merkt het hof nog op dat BKF niet heeft betwist het oordeel van de deskundige dat er op neerkomt dat de betrouwbaarheid van de in geding zijnde apparatuur die reeds in haar laatste gebruiksfase was door het ongeval verloren is gegaan, zonder dat zichtbare schade aan die apparatuur aanwezig was en dat de ouderdom van de apparatuur ten tijde van het ongeval op zichzelf het ontstaan van de mogelijkheid van onzichtbare beschadigingen niet heeft bevorderd. Het hof neemt daarom het oordeel van de deskundige in zoverre over en maakt dit tot het zijne.
Tussenconclusie
7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht het hof niet alleen voldoende aannemelijk geworden dat de in geding zijnde apparatuur in de laatste gebruiksfase was gekomen, maar ook dat als gevolg van het aan die apparatuur gepleegde goede onderhoud deze nog een beperkte tijd had kunnen worden gebruikt. Daarom is het hof van oordeel dat Radio Noord als gevolg van de - naar aannemelijk is geworden - door het ongeval veroorzaakte noodzaak de apparatuur enigszins voortijdig te vervangen, schade heeft geleden. Het hof merkt daarbij op dat BKF niet (voldoende gemotiveerd) heeft weersproken dat de verzekeraar geen vergoeding heeft gegeven voor de onderhavige apparatuur omdat daaraan geen zichtbare schade was ontstaan.
8. Nu de gedingstukken daarover verder geen relevante aanknopingspunten bieden, gaat het hof er - in redelijkheid schattend - van uit dat de apparatuur zonder de val nog ongeveer drie jaar had kunnen worden gebruikt. Daarbij wordt opgemerkt dat uit de stukken (prod. 4 bij antwoordakte van 27 maart 2002) moet worden afgeleid dat de reportagewagen ten tijde van de val ook ongeveer negen jaar oud was en toen nog slechts een beperkte waarde had, zodat - nu ter zake het tegendeel niet is gesteld of gebleken - aannemelijk is dat deze ook zonder de val binnen niet al te lange termijn had moeten worden vervangen. Radio Noord heeft niet gesteld terwijl - gelet op de leeftijd van de apparatuur - ook niet voor de hand ligt dat zij de in geding zijnde apparatuur zou hebben doen inbouwen in een vervangende reportagewagen, terwijl zij evenmin heeft gesteld dat de apparatuur tegen die tijd een meer dan verwaarloosbare restwaarde zou hebben gehad.
9. Naar de rechtbank in de in zoverre niet bestreden rechtsoverweging 5 van het vonnis van 27 november 2002 heeft geoordeeld, ging het toen en daarmee ook thans nog om een bedrag van ƒ 15.595,-- en een bedrag van ƒ 60.260,--, zoals voorkomend in de brief (het rapport) van 30 maart 1993 van BSG (nader: het rapport BSG) .
10. In haar memorie na deskundigenbericht van 14 mei 2008 blijft Radio Noord bij haar standpunt dat de thans nog relevante schade aan haar apparatuur voormelde bedragen van in totaal ƒ 75.855,-- (exclusief BTW) heeft belopen, zij het onder aftrek van een bedrag van ƒ 2.810,-- voor een tweetal apparaten. Zij beroept zich daarbij op het rapport BSG dat die bedragen volgens haar als waarde van de apparatuur vermeldt.
11. Het hof stelt evenwel vast dat in het rapport BSG niet wordt aangegeven dat het bij het bedrag van ƒ 60.260,-- gaat om de waarde van verloren gegane apparatuur, maar dat het hier gaat om het bedrag, benodigd voor het aanschaffen van vervangende apparatuur. Dit bedrag - indien al juist - zegt echter niets over de waarde van de verloren gegane apparatuur.
Het hof stelt voorts vast dat in het rapport BSG evenmin wordt aangegeven dat het bij het bedrag van ƒ 15.595,-- gaat om de waarde van verloren gegane apparatuur, maar dat het hier volgens het rapport gaat om het bedrag, benodigd voor revisie/reparatie c.a. alsmede het meten en 12 maanden garantie. Ook dit bedrag - indien al juist - zegt niets over de waarde van de verloren gegane apparatuur.
12. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof - op de voet van artikel 6: 97 BW in redelijkheid schattend - van oordeel dat de waarde van de in geding zijnde apparatuur ten tijde van de val daarvan moet worden gesteld op 3/12 van de verzekerde waarde ad ƒ 179.700,-- (onderdeel 1 van de memorie na deskundigenbericht) ofwel ƒ 44.925,-- (€ 20.386,08), te vermeerderen met omzetbelasting.
13. Op gronden als hiervoor uiteengezet, is het hof tevens van oordeel dat de verloren gegane aanpassingen aan de reportagewagen voor vergoeding in aanmerking komen. Ofschoon [taxatierapport] daarbij als uitgangspunt een bedrag van in totaal ƒ 40.000,--- lijkt te hanteren, gaat het hof uit van het door Radio Noord in dit verband niet (voldoende) weersproken - kennelijk actuele - bedrag van ƒ 24.980,-- en een bedrag van ƒ 8.800,-- wegens installatie- test- en meetkosten, derhalve in totaal ƒ 33.780,-- (r.o 3 sub B van het vonnis van 27 november 2002 en blz. 5 van het rapport BSG). Er van uitgaande dat ook dergelijke kosten zijn gemaakt voor de verloren gegane reportagewagen, schat het hof de schade in zoverre op 3/12 van ƒ 33.780,-- ofwel ƒ 8.445,--, zijnde € 3.832,17.
14. Hetgeen hiervoor is overwogen, leidt tot de conclusie dat het bedrag van de door Radio Noord geleden onzichtbare schade aan apparatuur moet worden gesteld op € 20.386,08 en de schade wegens aanpassingen aan de reportagewagen op € 3.832,17, derhalve in totaal € 24.218,25, te vermeerderen met de indertijd verschuldigde omzetbelasting (17,5 %) en te verminderen met het door Radio Noord voor de aanpassingen van de reportagewagen van haar verzekeraar ontvangen bedrag ad ƒ 8.500,-- (€ 3.857,13), zijnde in totaal € 24.599,31 meer dan de rechtbank in het bestreden vonnis heeft geoordeeld.
15. De grief slaagt ten dele.
Met betrekking tot grief II in het incidenteel beroep
16. In deze grief klaagt Radio Noord er over dat de rechtbank de proceskosten in eerste aanleg heeft gecompenseerd.
Zij stelt in de eerste plaats tot de procedure genoodzaakt te zijn geweest omdat BKF weigerde enig bedrag te vergoeden. In de tweede plaats stelt zij dat de discussie voor een belangrijk gedeelte is gegaan over de vraag of BKF zich op haar algemene voorwaarden kon beroepen.
Tenslotte stelt Radio Noord dat zij als de voor het grootste gedeelte in het gelijk gestelde partij moet worden aangemerkt.
17. Het hof stelt vast dat de procedure en het debat in eerste aanleg vooral betrekking had op de vraag of BKF aansprakelijk was voor de schade van Radio Noord en dat daarnaast het bedrag van die schade in geding was.
18. Nu BKF op het punt van de aansprakelijkheid geheel in het ongelijk is gesteld, terwijl wat betreft het bedrag van deze schade partijen (uiteindelijk) over en weer gedeeltelijk in het ongelijk worden gesteld, heeft BKF te gelden als de in eerste aanleg grotendeels in het ongelijk te stellen partij. Zij zal daarom worden veroordeeld in de kosten daarvan.
De slotsom.
20. De grief in het principaal appel faalt. Grief I in het incidenteel appel slaagt gedeeltelijk. Grief II in het incidenteel appel slaagt geheel. Het bestreden vonnis zal daarom worden vernietigd. Opnieuw rechtdoende dient de vordering van Radio Noord te worden toegewezen tot het door de rechtbank vastgestelde bedragen van € 35.425,47 en € 1.959,42, te vermeerderen met voormeld bedrag van € 24.599,31 ofwel in totaal € 61.984,20, te vermeerderen met de wettelijke rente.
BKF zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg. (geliquideerd salaris procureur: tarief V, drie punten)
BKF zal als de in het principaal appel in het ongelijk te stellen partij tevens worden veroordeeld in de kosten daarvan (geliquideerd salaris advocaat: tarief V, één punt), terwijl de kosten in het incidenteel appel zullen worden gecompenseerd als hierna te melden omdat partijen in dat appel over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zullen worden gesteld. Partijen dienen de kosten ad € 1.275,68 van de deskundige gezamenlijk te dragen, zodat het hof BKF zal veroordelen om de helft daarvan aan Radio Noord te voldoen, nu Radio Noord deze kosten bij wijze van voorschot heeft voldaan.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van 27 november 2002
veroordeelt BKF om aan Radio Noord te voldoen een bedrag van € 61.984,20, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 juni 1993 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt BKF in de kosten van het geding in eerste aanleg en begroot deze tot nu aan de zijde van Radio Noord op € 2.083,06 wegens verschotten en op € 4.263,-- wegens salaris voor de procureur;
veroordeelt BKF in de kosten van het principaal appel en begroot deze aan de zijde van Radio Noord tot nu op € 970,--wegens verschotten en op € 2.632,-- wegens geliquideerd salaris van de advocaat;
compenseert de kosten van het incidenteel appel in die zin dat partijen de eigen kosten dragen met dien verstande dat beide partijen de helft van de kosten van de deskundige dienen te dragen;
veroordeelt BKF om aan Radio Noord te betalen een bedrag van € 637,84, zijnde de helft van de door haar voorgeschoten kosten van de deskundige;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Streppel, voorzitter, Verschuur en Janse, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 25 augustus 2009 in bijzijn van de griffier.