De beoordeling van de overige grieven
5. Met de grieven 2 tot en met 5 valt [appellante] alle overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de vordering van [geïntimeerde] in conventie aan, voor zover deze vordering is toegewezen. Het hof zal deze grieven gezamenlijk bespreken.
5.1 Omdat [appellante], tegenover de ontkenning van [geïntimeerde], op geen enkele manier heeft bewezen of voldoende gespecificeerd te bewijzen heeft aangeboden dat
a) zij had bedongen dat [geïntimeerde] bij zijn facturen de inkoopnota's van door hem gebruikte materialen aan haar over diende te leggen;
b) [geïntimeerde] na gedeeltelijke betaling van de factuur van 7 december 2005 voor het restant finale kwijting heeft verleend;
c) [geïntimeerde] haar brieven d.d. 9 november 2006, 1 december 2006, 6 december 2006 en 25 januari 2007 heeft ontvangen;
d) het vervangen van een distributieriem 20 werkuren kost in plaats van de door de rechtbank geschatte tijd waarvoor € 107,10 incl. BTW is gerekend;
is hetgeen zij ten verwere tegen de vorderingen van [geïntimeerde] ten grondslag legt in zoverre niet komen vast te staan en kunnen deze grieven niet tot vernietiging van het vonnis in conventie leiden.
5.2 De grief betreffende de onjuiste optelling van de toegewezen posten is achterhaald door het herstelvonnis van de rechtbank. Voor zover de klacht van [appellante] al juist zou zijn dat de rechtbank korting (in verband met de kwestie van de distributieriem, die in juni 2006 -in plaats van 2005- gebroken zou zijn) toepast over de factuur van 7 december 2005, waarvan [geïntimeerde] geen betaling heeft gevorderd, is die stelling achterhaald door de toegelaten vermeerdering van eis aan de kant van [geïntimeerde] en het falen van [appellante]s grief dat is voorbijgegaan aan haar bewering dat [geïntimeerde] haar voor deze factuur al finaal had gekweten.
5.3 Hoewel [appellante] uitdrukkelijk bewijs heeft aangeboden van haar stelling dat [geïntimeerde] volgens afspraak binnen 14 dagen zou factureren, passeert het hof dit bewijsaanbod omdat [appellante] niet tevens heeft gesteld dat zij [geïntimeerde] hiervoor in gebreke heeft gesteld. Zij heeft toegelaten dat [geïntimeerde] werkzaamheden bleef verrichten zonder dat zij over facturen voor eerdere reparaties beschikte en zij heeft het daarmee ook aan zichzelf te wijten dat controle moeilijk werd.
5.4 Het hof passeert ook het bewijsaanbod van de stelling dat [appellante] mondeling zou hebben geklaagd over de kwaliteit van [geïntimeerde]s werk. Niet alleen is dat geen ingebrekestelling in de zin van de wet (art. 6:82 lid 1 BW), maar ook is dit -in het licht van de hoeveelheid werkzaamheden en het aantal voertuigen- een te vaag aanbod.
5.5 Bij ongenummerde grief heeft [appellante] voorts aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte haar bezwaren tegen het gefactureerde uurtarief heeft verworpen. Volgens haar was met [geïntimeerde] een uurtarief van € 20,- afgesproken, waarvan zij bewijs aanbiedt in de vorm van het horen van de getuige [getuige 1]. Het hof overweegt dat [appellante] bij nadere akte een verklaring van [getuige 1] heeft overgelegd d.d. 22 juni 2009. Deze houdt op het punt van het uurtarief in:
"Ook heb ik de heer [geïntimeerde] in uw kiosk in Haren ontmoet. Het gesprek ging toen over de door [geïntimeerde] in rekening gebrachte werkuren. Hierover was u ontstemd omdat de hoogte van de uren tegen de afspraken waren".
[appellante] heeft niet aangegeven dat [getuige 1] meer kan verklaren dan in deze schriftelijke verklaring is opgenomen. Uit deze verklaring volgt geenszins dat [getuige 1] uit eigen wetenschap iets over het overeengekomen uurtarief kan verklaren.
Het hof passeert in dit licht het aanbod tot het horen van [getuige 1] als niet ter zake doend.
5.6 Tot zover zijn de grieven van [appellante] tegen de toewijzing van de vordering in conventie ongegrond.