ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ7804
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- A. Verschuur
- J. Wind
- M. van de Veen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake schadevergoeding en wanprestatie in vennootschapsrechtelijke context
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Groningen van 10 januari 2007. [Appellant] vorderde schadevergoeding van [geïntimeerde] op basis van wanprestatie en onrechtmatige daad. De kern van het geschil betrof de vraag of er een overeenkomst bestond tussen [appellant] en [geïntimeerde] die hen gelijkelijk gerechtigd maakte tot het vermogen van een vennootschap, ongeacht de verdeling van de aandelen. Het hof oordeelde dat [appellant] zijn stelling onvoldoende had onderbouwd en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de vordering van [appellant] diende te worden afgewezen.
Het hof stelde vast dat [appellant] niet had betwist dat hij een schriftelijke verklaring had ondertekend waarin hij afzag van zijn recht van voorrang om aandelen in de vennootschap te kopen. [Appellant] had aangevoerd dat hij dit deed onder de verkeerde veronderstelling dat [geïntimeerde] de aandelen zou terugleveren aan [betrokkene]. Het hof oordeelde echter dat het aan [appellant] was om te bewijzen dat de verklaring een minder verstrekkende betekenis had dan uit de inhoud daarvan volgde. Het hof concludeerde dat de door [appellant] aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om het bestaan van een overeenkomst aan te tonen.
Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken, vooral in geschillen die betrekking hebben op vennootschapsrecht en de rechten van aandeelhouders.