ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ8224

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.040.594
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Bosch
  • J. Melssen
  • H. Voorink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de beslissing van de kinderrechter inzake de uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak gaat het om de bekrachtiging van een beslissing van de kinderrechter met betrekking tot de uithuisplaatsing van de minderjarige [appellant]. De kinderrechter had op 29 juli 2009 de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten jeugdzorg accommodatie verlengd tot 12 december 2009. [appellant], geboren op 6 november 1992, heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen. De zaak is behandeld op 2 september 2009, waarbij de advocaat van [appellant] en vertegenwoordigers van Stichting Bureau Jeugdzorg Drenthe (SBJD) en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De ouders van [appellant] zijn niet verschenen, evenmin als [appellant] zelf, die door vervoersproblemen niet ter zitting kon komen. De advocaat heeft verzocht de zaak zonder de aanwezigheid van [appellant] te behandelen.

Het hof heeft de grieven van [appellant] beoordeeld, die voornamelijk betrekking hadden op de formele vereisten van de beslissing van de kinderrechter. [appellant] stelde dat de beslissing was genomen op basis van een verouderd indicatiebesluit en een oud hulpverleningsplan. Het hof oordeelde echter dat het indicatiebesluit geldig was voor een jaar en dat de zorgaanbieder niet verplicht was om een nieuw besluit in te dienen. Ook het hulpverleningsplan werd als actueel beschouwd, aangezien het de gedragsproblematiek van [appellant] gedurende zijn verblijf in de gesloten jeugdzorg beschreef.

Daarnaast werd de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing besproken. [appellant] voerde aan dat de kinderrechter de machtiging had moeten beperken tot 7 oktober 2009, maar het hof oordeelde dat deze datum slechts een tussenevaluatie betrof en niet de einddatum van de benodigde zorg. Het hof concludeerde dat de gedragsproblemen van [appellant] een verlenging van de machtiging rechtvaardigden. Uiteindelijk bekrachtigde het hof de beschikking van de kinderrechter, waarmee de uithuisplaatsing van [appellant] werd gehandhaafd.

Uitspraak

Beschikking d.d. 22 september 2009
Zaaknummer 200.040.594
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
verblijvende te Ossendrecht,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat mr. M.G. Doornbos, kantoorhoudende te Assen,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Drenthe,
gevestigd te Assen,
geïntimeerde,
hierna te noemen: SBJD.
Belanghebbenden:
1. [de vader],
wonende te Groningen,
hierna te noemen: de vader,
niet verschenen,
2. [de moeder],
wonende te Groningen,
hierna te noemen: de moeder,
niet verschenen,
3. [de pleegouders],
wonende te Nieuw-Annerveen,
hierna te noemen: de pleegouders.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 29 juli 2009 heeft de kinderrechter in de rechtbank Assen de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van [appellant], geboren op 6 november 1992 in de gemeente Smallingerland, met ingang van 1 augustus 2009 verlengd tot 12 december 2009.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 19 augustus 2009, heeft [appellant] verzocht de beschikking van (naar het hof begrijpt:) 29 juli 2009 te vernietigen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 31 augustus 2009, heeft SBJD het verzoek bestreden en het hof verzocht het verzoek van [appellant] af te wijzen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken.
Ter zitting van 2 september 2009 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de advocaat van [appellant], zijn pleegmoeder [persoonsnaam], [persoonsnaam] namens SBJD en [persoonsnaam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad).
Hoewel behoorlijk opgeroepen zijn de ouders van [appellant] niet ter zitting verschenen. [appellant] is evenmin ter zitting verschenen.
De beoordeling
Vaststaande feiten
1. De moeder is ontheven uit het gezag over [appellant]; de voogdij over hem berust bij de SBJD.
2. Bij beschikking van de rechtbank Assen van 11 maart 2009 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [appellant] verleend in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg tot 1 augustus 2009.
3. SBJD heeft op 1 juli 2009 een verzoekschrift tot verlenging van de machtiging gesloten uithuisplaatsing ingediend bij de kinderrechter.
4. De voor een gesloten uithuisplaatsing vereiste verklaring van een gedragswetenschapper is op 20 juli 2009 gegeven.
5. Na de mondelinge behandeling op 22 juli 2009 heeft de kinderrechter bij beschikking van 29 juli 2009 beslist, zoals hiervoor, bij 'Het geding in eerste aanleg', staat vermeld.
Mondelinge behandeling ter zitting van het hof
6. [appellant] is ter zitting - door vervoersproblemen - niet verschenen. Er is van hem op 2 september 2009, na de mondelinge behandeling, een afstandverklaring per fax ontvangen. De advocaat van [appellant] heeft het hof verzocht de zaak buiten aanwezigheid van zijn cliënt te behandelen, aangezien deze bij uitstel van de behandeling geen belang heeft. Hij heeft ter zitting de (formele) bezwaren van [appellant] tegen de beslissing van de kinderrechter herhaald.
7. SBJD heeft verwezen naar het ingediende verweerschrift.
8. De pleegmoeder van [appellant] heeft verklaard dat naar haar mening [appellant] momenteel op de goede plek zit en dat hij, met kleine stapjes, vooruit gaat. Zij heeft bepleit dat er een goede vervolgplek voor hem komt.
Voorts heeft zij opgemerkt dat zij het contact tussen pleegouders en SBJD graag verbeterd zou zien.
9. De raad heeft zich ter zitting gerefereerd aan het oordeel van het hof, nu het uitsluitend de formele beoordeling van de machtiging betreft.
De grief
10. De grief die door [appellant] is aangevoerd bestaat in feite uit drie grieven, die alle zien op de formele vereisten. Het hof oordeelt daarover als volgt.
(a) het indicatiebesluit
11. [appellant] voert aan dat de bestreden beslissing is genomen op grond van een verouderd indicatiebesluit van 11 december 2008.
Anders dan [appellant] is het hof van oordeel dat door SBJD geen ander, meer actueel indicatiebesluit ingediend behoefde te worden ter zitting van 22 juli 2009. Immers, het bedoelde indicatiebesluit is geldig voor de duur van één jaar, het ziet op een gesloten jeugdzorgplaatsing en de omstandigheid dat er een wijziging komt in de zorgaanbieder of diens locatie doet daaraan niet af.
Deze grief faalt.
(b) het hulpverleningsplan
12. [appellant] heeft aangevoerd dat er niet beslist kan worden op basis van een oud hulpverleningsplan van 7 april 2009. Hij voert in feite aan dat de gestelde problematiek ten tijde van de plaatsing in Den Engh zonder meer wordt herhaald, zonder dat is aangetoond dat die problematiek - die hij overigens zelf niet ontkent - nog steeds zou bestaan.
SBJD heeft zich tegen dit standpunt verweerd en heeft gesteld dat de behandelaars van [appellant] in Den Engh de gedragsproblematiek van [appellant] steeds benoemen zonder onderscheid naar het moment. Deze problematiek heeft betrekking op de gehele periode van verblijf in Den Engh en dus ook in de laatste periode voorafgaand aan het moment waarop SBJD het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing heeft opgesteld, te weten 30 juni 2009. Het hulpverleningsplan (SWIVT) is kort daarvoor opgemaakt, namelijk op 9 juni 2009, zo stelt SBJD.
Het hof verenigt zich met dit standpunt van SBJD en maakt dit tot zijn oordeel.
Ook deze grief faalt.
(c) de periode van de machtiging
13. [appellant] stelt dat, nu bij de behandeldoelen wordt aangegeven dat een verwachte einddatum 7 juli 2009 of 7 oktober 2009 zal zijn, de kinderrechter de termijn van de machtiging diende te beperken tot 7 oktober 2009.
SBJD heeft daartegen aangevoerd dat de termijn van 7 oktober 2009 slechts gericht was op de datum van de volgende tussenevaluatie. Deze datum was geen einddatum van de benodigde zorg.
Het hof verenigt zich met dit standpunt van SBJD en maakt dit tot zijn oordeel.
De kinderrechter kon derhalve de machtiging verlengen tot 12 december 2009, zodat ook deze derde grief faalt.
Het wettelijke kader
14. Ten slotte merkt het hof nog op dat de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten inrichting kan worden verlengd indien zij vereist is wegens ernstige gedragsproblemen van de minderjarige. Dat de gedragsproblemen van [appellant] een machtiging in een gesloten inrichting rechtvaardigen is naar het oordeel van het hof evident.
Het hof ziet derhalve ook anderszins geen termen om in het belang van [appellant] anders te beslissen dan de kinderrechter heeft gedaan.
Slotsom
15. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Aldus gegeven door mrs. Bosch, voorzitter, Melssen en Voorink, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 22 september 2009 in bijzijn van de griffier.