ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ8413

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.019.130/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Streppel
  • J. Verschuur
  • M. Breemhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep door gevoegde partij in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 22 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de ontvankelijkheid van de appellant, die als gevoegde partij optrad, aan de orde was. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Groningen, maar het hof oordeelde dat de appellant geen zelfstandig recht had om in hoger beroep op te treden. Dit was het gevolg van het feit dat de rechtbank alleen een veroordeling had uitgesproken ten laste van de andere partij, de gedaagde, en niet ten aanzien van de appellant. De appellant was in eerste aanleg gevoegd partij en had zich in hoger beroep slechts kunnen voegen aan de zijde van de gedaagde.

De appellant had negen grieven opgeworpen, maar het hof concludeerde dat de appellant niet ontvankelijk was in zijn hoger beroep. Het hof verklaarde de appellant niet-ontvankelijk en veroordeelde hem in de kosten van het geding in hoger beroep, die aan de zijde van DSB tot aan deze uitspraak op nihil werden begroot. DSB, de geïntimeerde, was in hoger beroep niet verschenen, waardoor verstek tegen haar werd verleend. Het hof benadrukte dat de appellant geen zelfstandig recht had om in hoger beroep op te treden, wat leidde tot de beslissing om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de procespositie van partijen in civiele procedures en de voorwaarden waaronder hoger beroep kan worden ingesteld. Het hof heeft de zaak behandeld in het kader van de Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarbij de regels omtrent digitaal procederen van toepassing waren. De uitspraak is relevant voor de rechtspraktijk, vooral voor gevallen waarin partijen als gevoegde partij optreden in een procedure.

Uitspraak

Arrest d.d. 22 september 2009
Zaaknummer 200.019.130/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gevoegde partij in de hoofdzaak,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. C. Heijs, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
DSB BANK N.V.,
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: DSB,
niet verschenen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 27 juni 2007, 12 december 2007 en 23 juli 2008 door de rechtbank Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 22 oktober 2008 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 23 juli 2008 met dagvaarding van DSB tegen de zitting van
2 december 2008.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Rechtbank te Groningen van 23 juli 2007, gewezen in de hoofdzaak onder nummer 93259 / HA ZA 07-336, te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, DSB in haar vorderingen alsnog niet-ontvankelijk te verklaren, althans de vorderingen alsnog af te wijzen, met veroordeling van DSB in de kosten van beide instanties."
DSB is in hoger beroep niet verschenen en tegen haar is verstek verleend.
Tenslotte heeft [appellant] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft negen grieven opgeworpen.
De beoordeling
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van [appellant]
1. Het vonnis waarvan beroep is gewezen tussen DSB als eiseres enerzijds en [betrokkene] als gedaagde en [appellant] als gevoegde partij aan de zijde van [betrokkene] anderzijds. Hieraan doet niet af dat [appellant] in de 'kop' van het vonnis staat vermeld als gedaagde. Het hof wijst er hierbij nog op dat de rechtbank alleen ten laste van [betrokkene] een veroordeling heeft uitgesproken.
2. Niet is gesteld of gebleken dat [betrokkene] hoger beroep tegen het bestreden vonnis heeft ingesteld. Nu [appellant] als gevoegde partij geen zelfstandig recht toekomt om in hoger beroep op te treden, maar zich ook in hoger beroep slechts had kunnen voegen aan de zijde van [betrokkene], zal hij in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
De slotsom.
[appellant] dient in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard met veroordeling als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellant] niet ontvankelijk in zijn hoger beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van DSB tot aan deze uitspraak op nihil.
Aldus gewezen door mrs. Streppel, voorzitter, Verschuur en Breemhaar, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 22 september 2009 in bijzijn van de griffier.