ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ8413
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- A. Streppel
- J. Verschuur
- M. Breemhaar
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van hoger beroep door gevoegde partij in civiele procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 22 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de ontvankelijkheid van de appellant, die als gevoegde partij optrad, aan de orde was. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Groningen, maar het hof oordeelde dat de appellant geen zelfstandig recht had om in hoger beroep op te treden. Dit was het gevolg van het feit dat de rechtbank alleen een veroordeling had uitgesproken ten laste van de andere partij, de gedaagde, en niet ten aanzien van de appellant. De appellant was in eerste aanleg gevoegd partij en had zich in hoger beroep slechts kunnen voegen aan de zijde van de gedaagde.
De appellant had negen grieven opgeworpen, maar het hof concludeerde dat de appellant niet ontvankelijk was in zijn hoger beroep. Het hof verklaarde de appellant niet-ontvankelijk en veroordeelde hem in de kosten van het geding in hoger beroep, die aan de zijde van DSB tot aan deze uitspraak op nihil werden begroot. DSB, de geïntimeerde, was in hoger beroep niet verschenen, waardoor verstek tegen haar werd verleend. Het hof benadrukte dat de appellant geen zelfstandig recht had om in hoger beroep op te treden, wat leidde tot de beslissing om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de procespositie van partijen in civiele procedures en de voorwaarden waaronder hoger beroep kan worden ingesteld. Het hof heeft de zaak behandeld in het kader van de Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarbij de regels omtrent digitaal procederen van toepassing waren. De uitspraak is relevant voor de rechtspraktijk, vooral voor gevallen waarin partijen als gevoegde partij optreden in een procedure.