ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ8460

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.034.493
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Hermans
  • A. Kuiper
  • B. Bax-Stegenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest over de medewerking aan een dwangakkoord door een schuldeiser

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 15 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de medewerking van Greenchoice aan een dwangakkoord dat door de appellante was voorgesteld. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.P. Groot, had een schuldregeling voorgesteld die was getoetst door GKB Drenthe. Het hof moest beoordelen of Greenchoice, als enige schuldeiser die zijn medewerking weigerde, goede gronden had om dit te doen. Het hof concludeerde dat de schuldregeling goed en betrouwbaar gedocumenteerd was en dat de appellante het uiterste had geboden wat zij financieel kon. De voorgestelde regeling hield in dat de appellante 12,17% van haar schuld zou aflossen via een saneringskrediet over een periode van drie jaar, conform de Gedragscode Schuldregeling.

Het hof oordeelde dat Greenchoice onvoldoende had onderbouwd waarom zij niet akkoord kon gaan met de regeling. De argumenten van Greenchoice, waaronder de stelling dat de appellante haar bewust had benadeeld, werden als onvoldoende beschouwd. Het hof wees erop dat Greenchoice niet ter zitting was verschenen om haar belangen te verdedigen, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen. Dit gebrek aan verweer leidde het hof tot de conclusie dat Greenchoice in redelijkheid niet kon weigeren om in te stemmen met de schuldregeling.

Uiteindelijk vernietigde het hof het vonnis waarvan beroep en beval het Greenchoice om in te stemmen met de door de appellante aangeboden schuldregeling. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Het arrest werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Arrest d.d. 15 september 2009
Zaaknummer 200.034.493
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Arrest in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat mr. mr. E.P. Groot, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
Greenchoice,
gevestigd te [plaats],
vertegenwoordigd door Het Betaelhuys B.V., gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
De inhoud van het tussenarrest van 2 juli 2009 wordt hierbij overgenomen.
Het verder procesverloop
Na voormeld tussenarrest is bij de griffie van het hof binnengekomen:
- een brief, met bijlagen, van 13 juli 2009 van mr. Groot;
- een faxbericht van 21 juli 2009 van Het Betaelhuys B.V;
- een brief, met bijlagen, van 6 augustus 2009 van Kompas Zuidlaren.
De beoordeling
1. Het hof dient thans de vraag te beantwoorden of er voor Greenchoice goede gronden bestonden om de medewerking aan het dwangakkoord te onthouden. Het verwijst naar de criteria genoemd in zijn tussenarrest van 2 juli 2009.
2. Aan het vereiste dat de voorgestelde schuldregeling door een deskundige partij is getoetst is voldaan, nu het tot stand is gekomen met behulp van GKB Drenthe. Daarnaast is het voorstel goed en betrouwbaar gedocumenteerd. Aannemelijk is geworden dat [appellante] het uiterste heeft geboden waartoe zij financieel in staat kan worden geacht. [appellante] heeft een percentageakkoord aangeboden van 12,17 % te financieren uit een door GKB Drenthe ter beschikking te stellen saneringskrediet, gebaseerd op de minimale aflossingscapaciteit van een alleenstaande gedurende drie jaar. Uit de stukken is gebleken dat deze termijn van drie jaar is gebaseerd op de Gedragscode Schuldregeling van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet. Volgens deze gedragscode bedraagt de looptijd maximaal 36 maanden voor een minnelijke schuldsaneringsregeling, waarbij de financiering plaatsvindt door middel van een saneringskrediet. Het hof ziet geen reden om in dit geval af te wijken van de termijn van drie jaar. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat de gedwongen medewerking concurrentieverstorend werkt voor Greenchoice. Voor precedentwerking behoeft niet zonder meer te worden gevreesd. Bovendien is niet gebleken dat een eerdere minnelijke of gedwongen schuldregeling niet naar behoren is nagekomen. Tevens is Greenchoice de enige schuldeiser die zijn medewerking weigert.
Daarbij komt dat niet is gebleken dat Greenchoice bij het alternatief van faillissement op langere termijn meer uitzicht zal hebben op de realisering van een groter deel van haar vordering, aangezien [appellante] een laag inkomen en geen vermogen heeft. Bovendien is op grond van nader onderzoek van de bewindvoerder niet te verwachten dat het inkomen en vermogen van [appellante] op korte termijn zullen toenemen. De gegevens die de bewindvoerder op verzoek van het hof nog heeft verstrekt over een eventuele erfenis maken dit niet anders. De kans dat Greenchoice bij faillissement meer zal ontvangen is dan ook niet groot. Het hof betrekt tevens bij zijn overweging dat het weliswaar niet geheel uitgesloten is dat Greenchoice bij faillissement op langere termijn enig uitzicht zal hebben op de realisering van een groter deel van haar vordering, maar dit perspectief is naar het oordeel van het hof te onzeker. Gelet op het voorstaande heeft [appellante] dan ook voldoende aannemelijk gemaakt dat de positie van Greenchoice er bij faillissement niet, althans niet zonder meer, beter op zal worden. Het hof is van oordeel dat Greenchoice daartegen onvoldoende heeft ingebracht. Greenchoice is immers zowel in eerste aanleg als in hoger beroep niet ter zitting verschenen om zich te verweren, hoewel zij behoorlijk (aangetekend) is opgeroepen, en heeft zo de mogelijkheid aan zich voorbij laten gaan om ter zitting haar belang bij afwijzing te onderbouwen en toe te lichten. Van Greenchoice is slechts naar aanleiding van het tussenarrest een faxbericht van 21 juli 2009 ontvangen. Naar het oordeel van het hof heeft Greenchoice ook in dit faxbericht onvoldoende toegelicht en onderbouwd wat de relatieve zwaarte is van haar belang bij volledige nakoming.
Greenchoice heeft in haar faxbericht van 21 juli 2009 weliswaar gesteld dat [appellante] haar bewust heeft benadeeld door een contract met haar af te sluiten, terwijl zij wist dat zij niet kon betalen, maar deze stelling is zo onvoldoende onderbouwd, dat er geen aanleiding is [appellante] ter zake om nadere gegevens te vragen.
3. Tegenover deze omstandigheden die tezamen genomen meebrengen dat van Greenchoice medewerking aan het dwangakkoord kan worden gevergd, staat dat haar aandeel in de totale schuldenlast groot is. Tevens speelt mee dat eerder een schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] van toepassing is geweest, die is beëindigd met verlening van schone lei, en dat de schuldeisers hierop niet zijn gewezen op het moment dat het voorstel aan hen werd voorgelegd. In het licht van al hetgeen hiervoor is overwogen zijn deze omstandigheden echter onvoldoende om de weigering te kunnen dragen.
Het hof is derhalve van oordeel dat Greenchoice in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad.
Slotsom
4. Dit alles leidt het hof uiteindelijk tot de slotsom dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden. Het hof ziet aanleiding de proceskosten in beide instanties te compenseren, met dien verstande dat iedere partij de eigen kosten zal dragen.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
beveelt Greenchoice in te stemmen met de door [appellante] aan de gezamenlijke crediteuren aangeboden schuldregeling;
compenseert de proceskosten, in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt van deze procedure in de beide instanties;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Hermans, voorzitter, Kuiper en Bax-Stegenga, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 15 september 2009 in het bijzijn van de griffier.