Parketnummer: 24-001678-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-820236-08
Arrest van 12 oktober 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 13 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.J. Buitenhuis, advocaat te Drachten.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft een maatregel aan verdachte opgelegd, en heeft voorts beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van duizend honderdtien euro en vijfentwintig cent, en dat het hof een schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag zal opleggen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 18 januari 2008, te Drachten, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), (met kracht) tegen het lichaam heeft geduwd, tengevolge waarvan, in elk geval mede tengevolge waarvan die [benadeelde] ten val is gekomen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 18 januari 2008, te Drachten, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), met kracht tegen het lichaam heeft geduwd, tengevolge waarvan die [benadeelde] ten val is gekomen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 18 januari 2008 schuldig gemaakt aan mishandeling van [benadeelde], die optrad als scheidsrechter in een zaalvoetbalwedstrijd. Verdachte was het niet eens met haar beslissing om hem een gele kaart te geven en duwde haar met beide handen tegen de schouders naar achteren.
[benadeelde] is door deze duw achterover gevallen en heeft daardoor haar schouder en arm gekneusd. Zij is tengevolge daarvan sindsdien onder behandeling van een fysiotherapeut en zij kan ook thans haar linkerarm nog steeds niet volledig belasten.
Verdachte heeft door zich zo te gedragen niet alleen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft door zijn gedrag tevens een van de basisregels bij sportwedstrijden geschonden, te weten dat men als deelnemer aan zo'n wedstrijd de beslissing van de scheidsrechter heeft te respecteren en dat men te allen tijde van de scheidsrechter dient af te blijven.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 12 juni 2009 - niet eerder is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat aan verdachte een werkstraf - zoals opgelegd door de politierechter en door de advocaat-generaal gevorderd - van na te melden duur dient te worden opgelegd. De door en namens verdachte aangevoerde persoonlijke belangen om een andere strafmodaliteit op te leggen, wegen niet op tegen de ernst van het feit en het algemeen belang dat dat feit op een adequate wijze worden bestraft.
Benadeelde partij [benadeelde]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering is van de zijde van verdachte niet, althans onvoldoende, weersproken en komt het hof evenmin onredelijk voor. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend honderdtien euro en vijfentwintig cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt
- tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend honderdtien euro en vijfentwintig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tweeëntwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. G. Dam, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier.