ECLI:NL:GHLEE:2009:BK0240

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001997-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inbraak in dorpshuis met gevangenisstraf als gevolg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 15 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1975, was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere veroordeling voor een inbraak in een dorpshuis. Het hof heeft de verdachte ten aanzien van het tweede ten laste gelegde feit niet-ontvankelijk verklaard, omdat het openbaar ministerie in de eerste aanleg niet-ontvankelijk was verklaard in de vervolging. De verdachte had geen bezwaren tegen dit feit ingediend.

Het hof heeft de verdachte wel veroordeeld voor het eerste ten laste gelegde feit, namelijk de inbraak in het dorpshuis op 15 oktober 2004. De verdachte had samen met een ander 10 pakjes sigaretten en ongeveer 118 euro aan kleingeld weggenomen. Het hof achtte dit bewezen en kwalificeerde het als diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf was verkregen door middel van braak.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ondanks het tijdsverloop sinds het plegen van het feit, zag het hof geen aanleiding om van de geldende oriëntatiepunten af te wijken. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf weken, waarbij de tijd die hij in verzekering had doorgebracht in mindering werd gebracht op de opgelegde straf. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001997-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-080223-04
Arrest van 15 oktober 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 3 januari 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats],
verblijvende te [verblijfplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte mr. G.A.M. van Dijk, advocaat te Alkmaar.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en wegens een overtreding het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Omvang van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen het onder 2 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen. Door de politierechter in de rechtbank Leeuwarden is het openbaar ministerie ter zake van feit 2 niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Verdachte heeft tegen het onder 2 ten laste gelegde geen schriftelijke of mondelinge bezwaren opgegeven. Het hof ziet aanleiding om - ter zake van feit 2 - toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu er ook geen belang wordt geconstateerd dat aanleiding geeft tot behandeling van dit feit in hoger beroep. Het hof zal verdachte in zoverre in zijn beroep niet-ontvankelijk verklaren.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang - ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 15 oktober 2004, te [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of bij de [straat] gevestigd dorpshuis heeft weggenomen 10 pakjes (Marlboro) sigaretten en ongeveer 118 euro kleingeld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan dorpshuis [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 15 oktober 2004, te [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een aan of bij de [straat] gevestigd dorpshuis heeft weggenomen pakjes (Marlboro) sigaretten en kleingeld, toebehorende aan dorpshuis [naam], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
onder 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Bij het bepalen van de in hoger beroep op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte, die illegaal in Nederland verblijft, heeft in de nacht van 15 oktober 2004 samen met een ander ingebroken in het dorpshuis '[naam]'. Zij hebben uit dit dorpshuis een aantal spullen weggenomen. Door dit gezamenlijk handelen hebben verdachte en zijn medeverdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van het dorpshuis. Daarnaast heeft verdachte schade veroorzaakt aan het pand en overlast veroorzaakt voor omwonenden.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de geldende oriëntatiepunten en ziet ondanks het tijdsverloop sedert het plegen van het feit, geen reden om hiervan af te wijken.
De feiten en omstandigheden zoals de raadsvrouw die heeft aangevoerd (hij is vanaf 2000 in Nederland) en de persoonlijke omstandigheden waaraan [naam] in zijn brief d.d. 23 september 2009 refereert (veel tegenslag, geen generaal pardon), maken dat niet anders.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen en gezien de ernst van het strafbare feit acht het hof - anders dan de advocaat-generaal - de door de politierechter opgelegde straf passend en geboden. Voor een andere, mildere strafmodaliteit ziet het hof geen aanleiding.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vijf weken;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van A.L.H. Wilkens als griffier, zijnde mr. G.N. Roes voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.