ECLI:NL:GHLEE:2009:BK0591

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
16 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000681-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onrechtmatige betreding en bewijsuitsluiting in drugszaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 16 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van heroïne en cocaïne. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep werd vastgesteld dat de verdachte niet was verschenen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof oordeelde dat de in beslag genomen drugs onrechtmatig waren verkregen, omdat de politie zonder redelijk vermoeden het voertuig van de verdachte had betreden. Dit was in strijd met artikel 9, eerste lid, onder a van de Opiumwet. De verklaringen van de verdachte en de medeverdachte werden ook als onrechtmatig verkregen beschouwd, waardoor deze niet als bewijs konden worden gebruikt. Het hof sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit had begaan. Daarnaast besloot het hof de in beslag genomen drugs aan het verkeer te onttrekken en gelastte de teruggave van een geldbedrag aan de verdachte. Het arrest benadrukt het belang van de rechtsbescherming van verdachten en de noodzaak van een rechtmatige bewijsverzameling.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000681-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-620863-08
Arrest van 16 oktober 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 13 maart 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft beslist omtrent de in beslag genomen goederen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem onder 1 ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Ten aanzien van de in beslag genomen goederen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de heroïne en cocaïne zal onttrekken aan het verkeer en teruggave zal gelasten van het geld.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover van belang in hoger beroep en met inachtneming van de verbeterde lezing van de rechter in eerste aanleg - ten laste gelegd, dat:
1.
verdachte op of omstreeks 3 juli 2008, in de gemeente[gemeente], althans in het arrondissement Assen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid heroïne en/of een hoeveelheid cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Vrijspraak
Verdachte wordt onder 1 - zakelijk weergegeven - verweten dat hij op 3 juli 2008 - met een ander - een hoeveelheid heroïne en/of cocaïne aanwezig heeft gehad.
Uit een proces-verbaal blijkt dat twee verbalisanten op 3 juli 2008 een personenauto van het merk Volkswagen, voorzien van het kenteken [kenteken], zien die in tegengestelde richting een rotonde oprijdt, kennelijk met het doel om op deze wijze een vrachtauto in te halen. Uit een onderzoek naar het bovengenoemde kenteken blijkt op dat moment dat de persoon op wiens naam de auto staat, niet in het bezit is van een geldig rijbewijs. Terwijl de verbalisanten het betreffende voertuig volgen, constateren zij dat het voertuig zich slingerend voortbeweegt over de rijbaan. Zij relateren in het proces-verbaal dat bij hen het vermoeden rijst dat de bestuurder van het voertuig mogelijk onder invloed is van alcohol. Hierop besluiten ze de bestuurder van het voertuig een stopteken te geven. Nadat de bestuurder het voertuig tot stilstand heeft gebracht, vragen de verbalisanten de bestuurder zijn rijbewijs ter inzage aan hen af te geven en een blaasproef te doen op een dräger. Van een nader onderzoek naar alcoholgebruik door de bestuurder blijkt verder niets uit het dossier.
Bij het natrekken van de persoonsgegevens die vermeld staan op het rijbewijs dat de bestuurder overhandigt, blijkt dat met betrekking tot deze persoon HKS gegevens geregistreerd zijn ten aanzien van opiumwetgeving. Hetzelfde geldt voor de persoon genoemd op de door de bijrijder - verdachte - inmiddels overgelegde identiteitskaart.
Volgens het proces-verbaal verzoeken de verbalisanten naar aanleiding van deze constateringen de beide personen uit het voertuig te stappen om de auto zodoende te onderwerpen aan een onderzoek in drugsgerelateerde zaken. Hierop betreedt één van de verbalisanten het betreffende voertuig. Hij vindt in een apart vakje onder het dashboardkastje aan de bijrijderzijde een zestal zakjes met een gebruikershoeveelheid op harddrugs gelijkend poeder. Beide personen worden vervolgens aangehouden op verdenking van handel in harddrugs.
De aangetroffen zakjes blijken cocaïne en heroïne te bevatten en zijn, blijkens een verklaring van de bestuurder, van zowel hem als verdachte.
Naar de letter van het proces-verbaal is het betreden van het betreffende voertuig met het oog op drugsgerelateerde zaken enkel gebaseerd op het feit dat beide inzittenden volgens een registratiesysteem van de politie (HKS) antecedenten hebben op het gebied van overtredingen van de Opiumwet. Dit enkele feit kan naar het oordeel van het hof echter bezwaarlijk een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 9, eerste lid, onder a, van de Opiumwet opleveren. Hieruit volgt dat ten onrechte gebruik is gemaakt van de in dit artikel gegeven bevoegdheid tot het betreden van vervoermiddelen.
Het hof is van oordeel dat het bewijsmateriaal aldus op onrechtmatige wijze is verkregen en daarom niet tot bewijs kan worden gebruikt. Hetzelfde geldt voor de verklaringen van verdachte en medeverdachte, nu deze verklaringen kunnen worden aangemerkt als rechtstreeks gevolg van de onrechtmatige betreding van het voertuig.
Nu overigens geen bewijsmiddelen voorhanden zijn dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Onttrekking aan het verkeer
Het hof zal de in beslag genomen hoeveelheid cocaïne en heroïne aan het verkeer onttrekken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 13a van de Opiumwet.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van onder 2 ten laste gelegde;
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart aan het verkeer onttrokken:
- één bolletje cocaïne;
- vijf bolletjes heroïne;
gelast de teruggave aan verdachte van:
- twee € 100,-- biljetten;
- zes € 50,-- biljetten;
- vijf € 20,-- biljetten;
- zeven € 10,-- biljetten;
- vijf € 5,-- biljetten.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.