Parketnummer: 24-001072-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-630401-07
Arrest van 16 oktober 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 23 april 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. S.S. Zijderveld, advocaat te Wageningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het haar onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
zij op of omstreeks 12 juli 2007 te [plaats 1], gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en/of een bankpas en/of identiteitskaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
zij in of omstreeks de periode van 12 tot en met 13 juli 2007 te [plaats 2] en/of [plaats 3], althans in Nederland, meermalen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een geldautomaat) heeft weggenomen diverse geldbedragen, (totaal 789,38 Euro) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Vrijspraak
Onder 1 wordt verdachte - zakelijk weergegeven - verweten dat zij geld en/of een bankpas en/of een identiteitskaart van [slachtoffer] heeft gestolen.
Het hof heeft op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening de bovenomschreven goederen heeft weggenomen.
Het hof acht derhalve niet bewezen hetgeen onder 1 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken.
Overweging ten aanzien van het bewijs
Onder 2 wordt verdachte - zakelijk weergegeven - verweten dat zij door middel van het pinnen met de bankpas van [slachtoffer] geld heeft gestolen.
Door en namens verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep toegegeven dat zij met de bankpas van [slachtoffer] geld heeft opgenomen. Verdachte zou namelijk in ruil voor het verrichten van seksuele handelingen met [slachtoffer] - onder meer - geld van hem ontvangen. Gezien de beperkte mobiliteit van [slachtoffer] zou verdachte de beschikking over zijn bankpas en pincode hebben gekregen om vervolgens zelf geld op te nemen. Hierbij zijn volgens verdachte nimmer afspraken gemaakt over de exacte hoogte van de te ontvangen vergoedingen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte evenwel verklaard dat zij meer geld zou kunnen hebben opgenomen dan [slachtoffer] voor ogen zou hebben gehad.
Gelet op de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte is voldoende aannemelijk geworden dat verdachte meer geld heeft opgenomen dan met [slachtoffer] was afgesproken. Het hof acht derhalve ten aanzien van dat gedeelte van het gepinde geld wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen. Verdachte heeft in zoverre ook onbevoegd gebruik gemaakt van de aan haar door [slachtoffer] toevertrouwde bankpas.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het haar onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
zij in de periode van 12 tot en met 13 juli 2007 te [plaats 3], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
onder 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 12 tot en met 13 juli 2007 schuldig gemaakt aan diefstal van een geldbedrag. Zij heeft onbevoegd gebruik gemaakt van de bankpas van [slachtoffer] toen zij meer geld heeft opgenomen dan zij vooraf met [slachtoffer] was overeengekomen.
Verdachte heeft aldus misbruik gemaakt van het door [slachtoffer] in haar gestelde vertrouwen. Tevens heeft zij hem financieel nadeel berokkend.
Het hof houdt rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 12 augustus 2009 waaruit blijkt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat verdachte tot nu toe een verre van onbezorgd leven heeft gekend. Zij lijkt inmiddels meer grip op haar leven te hebben. Ze woont samen met haar vriend, van wie ze in december van dit jaar een kind verwacht, en staat open voor hulp en begeleiding. Mede om deze reden zal het hof geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf - zoals door de rechter in eerste aanleg is opgelegd - opleggen, ook al zou deze strafmodaliteit gelet op het feit en de justitiële documentatie van verdachte op zijn plaats zijn geweest. Nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard als gevolg van een zwaar ongeval niet binnen afzienbare tijd in staat te zullen zijn een werkstraf uit te voeren, ziet het hof hierin - evenals de advocaat-generaal - aanleiding een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Deze straf heeft mede ten doel verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. Het hof zal verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van kortere dan door de advocaat-generaal gevorderde duur opleggen, gelet op de omstandigheid dat het hof tot een beperktere bewezenverklaring komt.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.