parketnummer: 24-001205-08
parketnummer eerste aanleg: 19-830181-07
Arrest van 20 oktober 2009 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 15 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D. Jakobs, advocaat te Emmen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens een misdrijf en een overtreding veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 6 oktober 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder
1 primair en onder 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren,
alsmede tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 20 juni 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een motorvoertuig, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft doen verongelukken en/of heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet, terwijl hij, zich als passagier in een door [slachtoffer] bestuurd motorvoertuig bevond en terwijl die [slachtoffer] met een snelheid van ongeveer 80 km per uur, althans met een aanzienlijke snelheid, over de [straat] reed, (onverhoeds) aan de handrem getrokken, waardoor die [slachtoffer] de controle over het door haar bestuurde motorvoertuig verloor en/of waardoor dit motorvoertuig tegen een boom tot stilstand kwam en/of waardoor dit motorvoertuig werd vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, terwijl daarbij levensgevaar voor een ander (te weten die
[slachtoffer]) of anderen (mede-weggebruikers) te duchten was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 20 juni 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (aan) een persoon genaamd
[slachtoffer], van het leven te beroven, dan wel opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, terwijl hij, zich als passagier in een door
[slachtoffer] bestuurd motorvoertuig bevond en terwijl die [slachtoffer] met een snelheid van ongeveer 80 km per uur, althans met een aanzienlijke snelheid, over de [straat] reed, (onverhoeds) aan de handrem heeft getrokken, waardoor die [slachtoffer] de controle over het door haar bestuurde motorvoertuig heeft verloren en/of waardoor dit motorvoertuig tegen een boom tot stilstand kwam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 20 juni 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam een motorvoertuig, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft doen verongelukken en/of heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam, terwijl hij, zich als passagier in een door [slachtoffer] bestuurd motorvoertuig bevond en terwijl die [slachtoffer] met een snelheid van ongeveer 80 km per uur, althans met een aanzienlijke snelheid, over de [straat] reed, (onverhoeds) aan de handrem getrokken, waardoor die [slachtoffer] de controle over het door haar bestuurde motorvoertuig verloor en/of waardoor dit motorvoertuig tegen een boom tot stilstand kwam en/of waardoor dit motorvoertuig werd vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, terwijl daarbij levensgevaar voor een ander (te weten die
[slachtoffer]) of anderen (mede-weggebruikers) te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 20 juni 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig (motorvoertuig), daarmee rijdende op de weg, de [straat], (terwijl hij, zich als passagier in een door [slachtoffer] bestuurd motorvoertuig bevond en terwijl die [slachtoffer] met een snelheid van ongeveer 80 km per uur, althans met een aanzienlijke snelheid, over de [straat] reed,) (onverhoeds) aan de handrem getrokken, (waardoor die [slachtoffer] de controle over het door haar bestuurde motorvoertuig verloor en/of) waardoor dit motorvoertuig tegen een boom tot stilstand kwam, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Het hof acht - bij gebreke van bewijs voor het bestanddeel opzet - niet bewezen hetgeen onder 1 primair en 1 subsidiair aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe dat uit de verklaringen van aangeefster en verdachte niet kan worden afgeleid dat verdachte opzet had op het doen verongelukken van de auto of het veroorzaken van de dood of zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer] of anderen. Bij de beoordeling van de vraag of van voorwaardelijk opzet sprake is, overweegt het hof dat niet bewezen is dat onder de gegeven omstandigheden - het met een snelheid van ongeveer tachtig kilometer per uur rijden in een auto op een aan weerszijden door bomen geflankeerde tweebaansweg buiten de bebouwde kom - zonder meer sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] of anderen door het handelen van de verdachte, te weten het onverhoeds aan de handrem trekken, te duchten had(den) voor levensgevaar (1 primair), dan wel dat zij door dat handelen het leven zou(den) laten, dan wel zwaar lichamelijk letsel op zou(den) lopen (1 subsidiair).
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 meer subsidiair -
hij op 20 juni 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], aanmerkelijk onvoorzichtig een motorvoertuig, toebehorende aan [slachtoffer], heeft doen verongelukken, immers heeft hij, verdachte, aanmerkelijk onvoorzichtig, terwijl hij, zich als passagier in een door [slachtoffer] bestuurd motorvoertuig bevond en terwijl die [slachtoffer] met een snelheid van ongeveer 80 km per uur over de [straat] reed, onverhoeds aan de handrem getrokken, waardoor die [slachtoffer] de controle over het door haar bestuurde motorvoertuig verloor en waardoor dit motorvoertuig tegen een boom tot stilstand kwam, terwijl daarbij levensgevaar voor een ander (te weten die
[slachtoffer]) te duchten was;
2 -
hij op 20 juni 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], terwijl hij, zich als passagier in een door [slachtoffer] bestuurd motorvoertuig bevond en terwijl die [slachtoffer] met een snelheid van ongeveer 80 km per uur over de [straat] reed, onverhoeds aan de handrem heeft getrokken, waardoor die [slachtoffer] de controle over het door haar bestuurde motorvoertuig verloor en waardoor dit motorvoertuig tegen een boom tot stilstand kwam, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer subsidiair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
het misdrijf:
1 meer subsidiair -
het aan zijn schuld te wijten zijn dat een voertuig verongelukt, terwijl daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;
en de overtreding:
2 -
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft - naar het zich laat aanzien in de nasleep van een zeer recente relatiebreuk met [slachtoffer] - op 20 juni 2007 als mede-inzittende van die
[slachtoffer] in haar auto een gevaarzettende handeling verricht door onverhoeds de handrem van de auto aan te trekken, waardoor de auto is geslipt en tegen een boom langs de kant van de weg is beland.
Door het plegen van deze handeling heeft de verdachte een aan zijn schuld te wijten ernstig, voor [slachtoffer] potentieel levensgevaarlijk, ongeval veroorzaakt en heeft hij de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Bovendien heeft de verdachte als gevolg van het door hem veroorzaakte ongeval financiële schade en hinder toegebracht aan [slachtoffer].
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 maart 2008, waaruit ten voordele van de verdachte blijkt dat hij niet eerder wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 is veroordeeld.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die naar voren komen in het over de verdachte opgemaakte voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 27 maart 2008, en zoals die ter terechtzitting zijn gebleken.
Het hof is op grond van het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door de verdachte begane strafbare feiten van oordeel dat ter zake van feit 1 een werkstraf van hierna te noemen duur passend en geboden is.
Ter zake van feit 2 acht het hof - bezien in het licht van meerdaadse samenloop van dit feit met feit 1 meer subsidiair en de strafoplegging ter zake van laatstgenoemd feit - een voorwaardelijke geldboete passend en geboden. Het hof zal genoemde straffen opleggen.
Het hof heeft bij het opleggen van de geldboete rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 62 en 169 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het aan de verdachte onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1 meer subsidiair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] ter zake van feit 1 meer subsidiair tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderd uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van vijftig dagen zal worden toegepast;
veroordeelt de verdachte [verdachte] ter zake van feit 2 tot een geldboete van vijfhonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling, noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier. Mr. E. Pennink is buiten staat dit arrest te ondertekenen.