ECLI:NL:GHLEE:2009:BK0856

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
20 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.002.522/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • P. de Vries
  • A. van der Laan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een vonnis in een geschil over accountantswerkzaamheden en toezeggingen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen, uitgesproken op 5 december 2007. De zaak betrof een geschil over de uitvoering van accountantswerkzaamheden en de omvang van een toezegging met betrekking tot de overdracht van een accountantskantoor. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.H. van der Meulen, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de kantonrechter, die in het voordeel van de geïntimeerde, [geïntimeerde], had beslist. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. B.J. Ittman, vorderde betaling van een bedrag van € 3.758,80, stellende dat de appellant toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst.

Tijdens de procedure in hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de appellant niet incidenteel had geappelleerd tegen de afwijzing van zijn vordering in reconventie, waardoor de rechtsstrijd beperkt was tot het beroepen vonnis. Het hof heeft de vaststaande feiten uit het eerdere vonnis overgenomen, aangezien daartegen geen grief was ontwikkeld. De appellant had drie grieven ingediend, die gezamenlijk werden behandeld. Het hof oordeelde dat de geïntimeerde niet voldoende had aangetoond dat de toezegging van de appellant om alle werkzaamheden voor het einde van 2005 af te ronden, ook de jaarrekeningen van 2004 en 2005 omvatte.

Het hof kwam tot de conclusie dat de geïntimeerde in redelijkheid niet kon aannemen dat de toezegging van de appellant ook de jaarrekening 2005 omvatte, aangezien het opmaken van een jaarrekening doorgaans anderhalf jaar in beslag nam. De grieven van de appellant werden gegrond bevonden, wat leidde tot de vernietiging van het beroepen vonnis voor zover in conventie gewezen. De vordering van de geïntimeerde werd afgewezen, en het hof bekrachtigde het vonnis voor het overige. De kosten van het geding werden toegewezen aan de appellant, die in persoon had geprocedeerd.

Uitspraak

Arrest d.d. 20 oktober 2009
Zaaknummer 107.002.522/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. J.H. van der Meulen, kantoorhoudende te Joure,
tegen
[persoonsnaam] Installatietechniek B.V.,
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. B.J. Ittman, kantoorhoudende te Zwolle.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 19 september 2007 en 5 december 2007 door de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen, hierna te noemen de kantonrechter.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 4 maart 2008 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het genoemde vonnis van 5 december 2007, hierna te noemen het beroepen vonnis, met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 26 maart 2008.
Na het aanbrengen van de zaak heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Deze heeft op 9 juni 2009 plaatsgevonden. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift zich bij de stukken bevindt. De comparitie van partijen heeft niet tot een vergelijk geleid.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"het vonnis van de Rechtbank Assen, sector Kanton, locatie Emmen van 5 december 2007 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [geïntimeerde] alsnog af te wijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten zowel in eerste aanleg als in het beroep."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"het op 7 december 2007 door de rechtbank Assen, sector Kanton, locatie Emmen, onder zaaknummer 209310 CV EXPL 07-2662 gewezen vonnis te bekrachtigen en [appellant] te veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, tot de proceskosten van beide instanties, te vermeerderen met nakosten à € 131,-, alsmede met, indien betekening nodig is, € 68,-."
Vervolgens heeft [geïntimeerde] een akte genomen, waarop [appellant] met een antwoordakte heeft gereageerd.
Tenslotte hebben partijen de stukken gefourneerd en heeft het hof een dag bepaald voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft drie grieven opgeworpen.
De beoordeling
Omvang van de rechtsstrijd
1. Aangezien [appellant] niet incidenteel heeft geappelleerd tegen de afwijzing van zijn vordering als oorspronkelijk eiser in reconventie, is de rechtsstrijd in hoger beroep beperkt tot het beroepen vonnis, voor zover in conventie gewezen.
De vaststaande feiten
2. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in r.o. 2 (2.1 tot en met 2.3) van het beroepen vonnis is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
3. De grieven leggen het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor. Zij zullen daarom gezamenlijk worden behandeld.
4. Het hof leidt uit de gedingstukken af dat [geïntimeerde] zijn vordering tot betaling van een bedrag van € 3.758,80 doet steunen op de stelling dat [appellant] toerekenbaar tekort zou zijn geschoten in de nakoming van de ingevolge de litigieuze overeenkomst op hem rustende verbintenissen en derhalve tot vergoeding van de daaruit voor haar voortvloeiende schade zou zijn gehouden. De tekortkoming bestaat naar de stellingen van [geïntimeerde] daarin dat [appellant] ondanks dat hij, zoals vaststaat, bij de brief van 19 december 2005 heeft toegezegd tot en met 31 december 2005 alle werkzaamheden te zullen afronden, zulks niet heeft gedaan. [appellant] heeft met name niet de jaarrekening 2004 en jaarrekening 2005 gereed gemaakt, aldus [geïntimeerde].
5. Het verweer van [appellant] komt er, zoals het hof dat verstaat, op neer dat onder "alle werkzaamheden" is te verstaan de werkzaamheden die gewoonlijk door hem voor het einde van enig jaar plachten te worden verricht. Daarom vallen onder "alle werkzaamheden", aldus [appellant], niet de jaarrekening van 2005 en evenmin de jaarrekening van 2004 voor het geheel, aangezien laatstbedoelde jaarrekening eerst uiterlijk 1 juli 2006 gereed behoefde te zijn. In de maandelijkse door [geïntimeerde] aan hem betaalde bedragen is geen vergoeding begrepen voor het opmaken van de jaarrekening 2005 en evenmin is met het betalen van de maandelijkse vergoedingen over het jaar 2005 het opmaken van de jaarrekening 2004 geheel vergolden, aldus [appellant]. Het opmaken door hem van een jaarrekening placht ongeveer anderhalf jaar in beslag te nemen.
6. Het hof is, anders dan de kantonrechter, van oordeel dat het verweer van [appellant] doel treft. [geïntimeerde] heeft - zonder bijkomende toezeggingen of omstandigheden die niet zijn gesteld of gebleken - in redelijkheid niet kunnen aannemen dat de toezegging van [appellant] zou inhouden dat met het eindigen van het jaar 2005 ook het vervaardigen van de jaarrekening 2005 voltooid zou zijn. Nu [geïntimeerde] niet voldoende heeft weersproken dat het opmaken van een jaarrekening door [appellant] anderhalf jaar in beslag placht te nemen, kon [geïntimeerde] evenmin aannemen dat onder "alle werkzaamheden" het opmaken van de jaarrekening 2004 voor het geheel zou zijn begrepen en met het betalen van de maandelijkse bedragen over 2005 ook de jaarrekening 2004 geheel zou zijn vergolden.
7. De grieven treffen mitsdien doel. Dit heeft als gevolg dat de vordering van [geïntimeerde] alsnog dient de worden afgewezen.
De slotsom
8. Het beroepen vonnis dient te worden vernietigd, voor zover in conventie gewezen. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties, het geding in eerste aanleg voor wat de conventie betreft. De kosten van het geding in eerste aanleg in conventie zullen worden begroot op nihil, nu [appellant] in persoon heeft geprocedeerd. De kosten van het geding in hoger beroep zullen worden berekend volgens het liquidatietarief voor de hoven (tarief I, 2 pt. à € 632,--).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het beroepen vonnis, voor zover in conventie gewezen,
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering van [geïntimeerde] als oorspronkelijk eiseres in conventie af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, het geding in eerste aanleg voor wat de conventie betreft, en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant]:
in eerste aanleg voor wat de conventie betreft op nihil;
in hoger beroep op € 339,44 aan verschotten en € 1.264,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
bepaalt dat van voormelde bedragen aan de griffier dient te worden voldaan
€ 275,94 aan voorschotten en € 1.264,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat, die daarmee zal handelen overeenkomstig het bepaalde in artikel
243 Rv;
bekrachtigt het beroepen vonnis voor het overige.