ECLI:NL:GHLEE:2009:BK1206

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000970-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Hielkema
  • Lahuis
  • De Ruijter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling ex-vriendin met onvoorwaardelijke geldboete

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1978, werd beschuldigd van het opzettelijk mishandelen van zijn ex-vriendin op 5 januari 2008. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, welke in het vonnis was omschreven. De verdachte ging hiertegen in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een geldboete van € 600, waarvan € 300 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte bewezen dat de verdachte zijn ex-vriendin in het gezicht had gestompt, wat resulteerde in letsel en pijn. De verdediging voerde aan dat de mishandeling per ongeluk was gebeurd, maar het hof verwierp dit verweer. De verklaring van de aangeefster, die aangaf dat de verdachte haar had geslagen en haar portemonnee en telefoon had gestolen, werd als geloofwaardig beschouwd. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk had gehandeld en dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren.

Bij de strafmotivering hield het hof rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte. Het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 passend en geboden was, ondanks het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld. De door de advocaat-generaal gevorderde lagere geldboete werd als onvoldoende rechtvaardig beschouwd. Het hof besloot dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zou worden toegepast indien de verdachte niet in staat was het verschuldigde bedrag te betalen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000970-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-753520-08
Arrest van 26 oktober 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 2 september 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.J. van Rooij, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis
wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 600,=, waarvan € 300,= voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 5 januari 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of in de buik, althans tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bespreking gevoerd verweer
Zowel de verdachte als diens raadsman hebben ter zitting van het hof aangevoerd, dat verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad om [slachtoffer] te mishandelen. Volgens de verdediging zou verdachte [slachtoffer] bij het binnentreden in haar appartement per ongeluk hebben geraakt. Zij zou niet zichtbaar voor verdachte achter de lamellen hebben gestaan die in de opening hingen, door welke opening verdachte het appartement wilde binnengaan. Verdachte zou bij het binnentreden met zijn handen houvast hebben gezocht in de buurt van die hangende lamellen, om zo niet in het water vallen. Bij die gelegenheid zou hij [slachtoffer] per ongeluk met één van zijn handen in het gezicht hebben geraakt.
Met betrekking tot dit verweer overweegt het hof als volgt.
Aangeefster [slachtoffer] heeft op 7 januari 2008 tegenover verbalisant [verbalisant] - voor zover hier van belang zakelijk weergegeven - verklaard:
Op 5 januari 2008, toen ik bij mijn appartement kwam, stond mijn ex-vriend [verdachte] op mij te wachten. Ik wilde dat hij buiten bleef wachten. [verdachte] is even later via de zijdeur het appartement binnengedrongen. Die zijdeur betreft een deur met een klein balkonnetje boven het water. Toen hij zich naar binnendrong, zijn de lamellen kapot gegaan en in het water gevallen. In de kamer van mijn appartement probeerde hij mij van de trap te gooien. Hij stond tegenover mij en plotseling gaf hij mij een klap met gebalde vuist tussen mijn ogen, waardoor ik op de grond viel. Terwijl ik op de grond lag zag ik dat hij mijn portemonnee en telefoon uit mijn tas haalde. Ik zag dat hij mij voor oud vuil liet liggen en dat hij naar buiten liep. Ik ben naar het ziekenhuis gegaan. Ik had een hele dikke bult op mijn hoofd tussen mijn ogen.
Deze verklaring gebruikt het hof voor het bewijs naast de verklaring van verdachte over hetgeen zich op 5 januari 2008 heeft afgespeeld, waarbij het hof opmerkt dat verdachte ter zitting van het hof heeft verklaard dat er een handgemeen was ontstaan met aangeefster.
Op grond van de hiervoor weergegeven verklaring van aangeefster [slachtoffer] en zijn eigen verklaring acht het hof niet aannemelijk geworden, dat verdachte door het zoeken van houvast bij het binnentreden in het appartement aangeefster slechts per ongeluk in haar gezicht heeft geraakt.
Ook het door de arts van de eerste hulp van het [ziekenhuis] te [plaats] op 5 januari 2008 bij aangeefster geconstateerde letsel (gekneusde neus) duidt niet op het door verdachte per ongeluk met één van zijn handen in haar gezicht raken, maar op het met gebalde vuist stompen in het gezicht van aangeefster. Het hof acht dan ook bewezen, dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft mishandeld. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 5 januari 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer] in het gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een relatie gehad met het latere slachtoffer [slachtoffer]. Die relatie is op enig moment beëindigd. Op 5 januari 2008, toen die relatie reeds was beëindigd, is verdachte naar haar appartement gegaan - naar zeggen van verdachte - om nog enkele spullen, die van hem waren en die bij haar waren achter gebleven, op te halen. [slachtoffer] heeft hem bij dat bezoek te verstaan gegeven om buiten te wachten. Verdachte is daarop via een zijdeur het appartement binnengedrongen. Toen hij zich in het appartement bevond, heeft hij [slachtoffer] mishandeld door haar in het gezicht te stompen. Hierdoor heeft zij een gekneusde neus opgelopen en pijn ondervonden. Door aldus te handelen heeft verdachte niet alleen eigenrichting gepleegd, maar ook de lichamelijke integriteit van die [slachtoffer] aangetast.
Op grond van het vorenstaande, en ondanks de omstandigheid, dat verdachte blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 juni 2009 niet eerder is veroordeeld, acht het hof de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke geldboete van € 500,= niet alleen gerechtvaardigd, maar ook passend en geboden.
De door de advocaat-generaal gevorderde deels onvoorwaardelijke - lagere - geldboete doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden, waaronder het feit is begaan.
Het hof heeft bij de vaststelling van de geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte in de mate waarin hij dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte zonder dat deze in zijn inkomen en vermogen onevenredig wordt getroffen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van vijfhonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Hielkema, voorzitter, mr. Lahuis en mr. De Ruijter, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. De Ruijter buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.