ECLI:NL:GHLEE:2009:BK1209
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- H. Hielkema
- A. Lahuis
- M. de Ruijter
- Rechtspraak.nl
Veroordeling van een ongewenste vreemdeling tot gevangenisstraf
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1977 en zonder vaste woonplaats, was ter zake van het als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij wist dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling was verklaard, veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De politierechter had eerder een straf opgelegd, waartegen de verdachte tijdig in hoger beroep was gekomen. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat er sprake was van overmacht, omdat het voor de verdachte feitelijk niet mogelijk was om Nederland te verlaten. Hij stelde dat de verdachte niet terug kon keren naar Somalië vanwege de oorlogstoestand en dat hij niet over de benodigde documenten beschikte om legaal een ander land binnen te gaan.
Het hof heeft het beroep op overmacht verworpen en geoordeeld dat de verdachte zich op 1 mei 2008 schuldig had gemaakt aan overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat hij als ongewenste vreemdeling in Nederland verbleef en dat hij niet aan zijn verplichting om te vertrekken voldeed. De raadsman heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden onderbouwen dat de verdachte voldoende moeite heeft gedaan om Nederland te verlaten of om elders toegelaten te worden.
De strafmotivering van het hof was gebaseerd op de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit was begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in aanmerking genomen dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, zoals door de advocaat-generaal was gevorderd. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.