ECLI:NL:GHLEE:2009:BK1316

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.001.683/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Verschuur
  • Kuiper
  • Breemhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevolgen van het niet-overleggen van door de rechter bevolen stukken in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, is op 27 oktober 2009 een arrest gewezen in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen [appellant], wonende te [woonplaats], en [geïntimeerde], wonende in de Bondsrepubliek Duitsland. In eerste aanleg was [appellant] eiser en [geïntimeerde] gedaagde. De advocaat van [appellant] was mr. J.V. van Ophem, terwijl mr. J.B. Dijkema de advocaat van [geïntimeerde] was. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] in een akte had gesteld dat hij het dossier van een eerder geding, waarin een vonnis van 26 oktober 2004 was gewezen, in het geding zou brengen. Echter, de stukken van dat andere geding, inclusief het vonnis, zijn niet daadwerkelijk ingediend. Dit heeft geleid tot de beslissing van het hof dat het niet voldoen aan de opdracht om deze stukken te overleggen voor risico van [appellant] komt. Hierdoor kon het hof de toewijsbaarheid van de vordering van [appellant] niet verder beoordelen. Het hof heeft het bestreden vonnis van 7 november 2006 bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn begroot op € 251,-- aan verschotten en € 948,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.

Uitspraak

Arrest d.d. 27 oktober 2009
Zaaknummer 107.001.683/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats], Bondsrepubliek Duitsland,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J.B. Dijkema, kantoorhoudende te Leeuwarden.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 21 april 2009 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Bij het genoemde tussenarrest is [appellant] onder meer opgedragen het in een ander geding tussen partijen gewezen vonnis van 26 oktober 2004 van de kantonrechter te Leeuwarden bij akte in het geding te brengen.
[appellant] heeft vervolgens een akte genomen, waarop [geïntimeerde] met een antwoordakte heeft gereageerd.
Tenslotte hebben partijen de stukken gefourneerd en heeft het hof een dag bepaald voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. Het hof constateert dat [appellant] weliswaar in de akte heeft gesteld daarbij het dossier van het geding, in hetwelk genoemd vonnis van 26 oktober 2004 is gewezen, in het geding te brengen, maar dat de stukken van dat andere geding - en derhalve ook het genoemde vonnis van 26 oktober 2004 - niet daadwerkelijk bij die akte als productie in het geding is gebracht.
2. Het niet-voldoen aan de door het hof bij het genoemde tussenarrest gegeven opdracht is voor risico van [appellant]. Nu hij het hof niet in staat heeft gesteld om de toewijsbaarheid van zijn vordering als oorspronkelijk eiser verder te beoordelen, moet het bestreden vonnis worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (tarief I, 1,5 pt. à € 632,--).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het beroepen vonnis van 7 november 2006;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak op € 251,-- aan verschotten en € 948,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Aldus gewezen door mrs. Verschuur, voorzitter, Kuiper en Breemhaar, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 27 oktober 2009 in bijzijn van de griffier.