ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2014

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
3 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002605-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor het overtreden van artikel 9, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte heeft op 3 juni 2008 een personenauto bestuurd, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen was ontzegd. Dit was een schending van een rechterlijke uitspraak die bedoeld was om de verkeersveiligheid te bevorderen. De politierechter in de rechtbank Assen had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte heeft hiertegen hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 oktober 2009 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en oordeelde dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren.

Bij de strafmotivering heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren geen gevolg heeft gegeven aan de verplichting om zijn rijbewijs in te leveren, wat aantoont dat hij zich niets aantrok van de rechterlijke beslissing. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van vijftig uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002605-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-605892-08
Arrest van 3 november 2009 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van
22 september 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1957] te [geboorteplaats],
wonende te [gemeente], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 20 oktober 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 03 juni 2008, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straat], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 3 juni 2008 te [plaats], terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straat], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 9, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 3 juni 2008 een personenauto bestuurd terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen was ontzegd. Hij heeft daarmee een rechterlijke uitspraak, die bedoeld is om de algemene verkeersveiligheid te bevorderen, genegeerd en heeft het gezag van die rechterlijke uitspraak ondermijnd.
Dat de verdachte zich klaarblijkelijk niets aantrekt van de jegens hem genomen rechterlijke beslissing blijkt ook uit de omstandigheid dat hij meerdere keren geen gevolg heeft gegeven aan de verplichting om zijn rijbewijs in te leveren in het kader van de opgelegde ontzegging.
Het hof heeft ten voordele van de verdachte rekening gehouden met het verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 3 juli 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf, passend en geboden is.
De duur van de op te leggen werkstraf strookt met het oriëntatiepunt voor straftoemeting dat het hof hanteert in zaken van rijden tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijftig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfentwintig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier. Mr. S.J. van der Woude is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.