Vaststaande feiten
1. Tegen de (summiere) vaststelling van de feiten door de kantonrechter onder het kopje "De vaststaande feiten" van het vonnis van 28 juni 2007 zijn geen grieven gericht. Met hetgeen verder nog over de feiten - als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist - vaststaat, kan in appel van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
1.1. [appellant] heeft aan BPI B.V. (hierna: BPI) de rechtsvoorganger van Gyata, met ingang van 1 maart 2001 verhuurd de kantoor- en praktijkruimte aan de [adres] te [plaats] voor een periode van vijf jaren tegen een huurprijs die in januari 2006 € 8.830,13 per maand bedroeg. De huurovereenkomst is vastgelegd in een schriftelijk huurcontract van 29 november 2000. Artikel 3 "Duur, verlenging en opzegging" van dit huurcontract luidt als volgt:
3.1 Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van 5 jaar, ingaande op 01 maart 2001 en
lopende tot en met 28 februari 2006.
3.2 Na het verstrijken van de in 3.1 genoemde periode wordt deze overeenkomst voortgezet
voor een aansluitende periode van 5 jaar, derhalve tot en met 28 februari 2011.
Deze overeenkomst wordt vervolgens voortgezet voor aansluitende perioden van telkens
5 jaren.
3.3 Beëindiging van deze overeenkomst vindt plaats door opzegging tegen het einde van een
huurperiode met inachtneming van een termijn van tenminste 1 jaar voor verstrijken van de
huurtermijn.
3.4 Opzegging dient te geschieden bij deurwaardersexploot of aangetekend schrijven.
3.5 Tussentijdse beëindiging van deze overeenkomst is mogelijk in een omstandigheid als
genoemd in 7 van de algemene bepalingen.
1.2. In het jaar 2002 hebben [appellant] en vertegenwoordigers van BPI gesproken over de tussentijdse beëindiging van de huurovereenkomst en over de mogelijkheid van onderverhuur door BPI.
1.3. Op 16 oktober 2002 stuurde [makelaar RE/MAX] van makelaardij RE/MAX te [plaats] een voorstel aan de directeur van BPI, [directeur BPI], over de uitgangspunten en de te hanteren huurprijzen bij de verhuur van het pand. [makelaar RE/MAX] schreef dat dit voorstel was doorgesproken met [appellant]. De uitgangspunten van het voorstel waren de volgende:
- er is een mogelijkheid om het pand in gedeelten te huren te weten in drie gedeelten
(per etage) met eventueel de mogelijkheid om de "aanbouw" op de begane grond
(9,10,11 en 12) apart te verhuren,
- op de begane grond is de gang (6) gemeenschappelijke ruimte;
- tot de contractuele beëindiging van het huurcontract (van BPI met de heer [appellant]) blijft
BPI verantwoordelijk voor de betaling van de totale huur;
- aangezien de contracten met de nieuwe huurders langer lopen dan het huidige
huurcontract is toestemming van de heer [appellant] voor de "onderverhuur" noodzakelijk.
1.4. In een brief van 30 november 2005 aan Gyata heeft de toenmalige advocaat van [appellant], mr. Van der Stoep, geschreven dat Gyata het gehuurde pand ten onrechte niet gebruikt en heeft hij Gyata gesommeerd het pand weer in gebruik te nemen en aansprakelijk gehouden voor de schade vanwege het ongebruikt laten van het pand. Tevens heeft mr. Van der Stoep geschreven dat nu de huurovereenkomst tot dat moment niet was opgezegd deze voortduurt tot 1 maart 2011. Omdat [appellant], volgens mr. Van der Stoep, uit een door de directeur van Gyata ingesproken mededeling op zijn voicemail afleidde dat Gyata wilde spreken over een oplevering van het pand in 2006 en er mogelijk ten onrechte van uitging dat de huurovereenkomst niet werd voortgezet, verzocht mr. Van der Stoep Gyata hem te laten weten dat zij zich gebonden achtte aan een tweede huurperiode.
1.5. De toenmalige advocaat van Gyata, mr. Vermeulen, schreef in een brief van 1 december 2005 dat BPI reeds in 2003 te kennen had gegeven de overeenkomst niet te willen verlengen en dat in september 2005 overeenstemming is bereikt over een tussentijdse beëindiging van de overeenkomst per 1 november 2005.
1.6. Gyata heeft bij de kantonrechter een voorlopig getuigenverhoor geëntameerd. Op 24 oktober 2006 zijn in dat kader [appellant] en [directeur BPI], voormalig directeur van Gyata, [directeur Gyata], directeur van Gyata, [makelaar RE/MAX], [directeur Gyata 2], directeur van Gyata, en [betrokkene], huurder van een ander deel van het bedrijfsverzamelgebouw waarvan het gehuurde deel uitmaakt, als getuige gehoord.
1.7. Altran is de rechtsopvolgster van Gyata, en daarmee van BPI. (Hierna zal geen onderscheid meer worden gemaakt tussen Altran, Gyata en BPI, maar zal steeds de naam Altran worden gebruikt).