ECLI:NL:GHLEE:2009:BK4285

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.016.529/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Janse
  • Z. Zandbergen
  • A. van Rijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de echtheid van een handtekening onder een akte van geldlening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de echtheid van een handtekening onder een akte van geldlening. De appellant, die in eerste aanleg gedaagde was, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank Leeuwarden van 10 september 2008. De rechtbank had geoordeeld dat de handtekening op de akte van geldlening hoogstwaarschijnlijk van de appellant afkomstig was, maar niet met de hoogste graad van waarschijnlijkheid. De deskundige die was ingeschakeld, concludeerde dat de handtekening 'hoogstwaarschijnlijk' authentiek was, wat het hof voldoende achtte om de echtheid te bevestigen.

De appellant heeft vier grieven ingediend, waarbij hij de beoordeling van de deskundige aanvecht. Hij betwist de echtheid van de handtekening en stelt dat de deskundige niet met de hoogste mate van zekerheid heeft geconcludeerd. Het hof oordeelt dat de deskundige zijn conclusie voldoende heeft onderbouwd en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de handtekening van de appellant afkomstig is. De appellant heeft geen grieven ingediend tegen de vastgestelde feiten door de rechtbank, waardoor deze in hoger beroep buiten discussie staan.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van de appellant af. De kosten van het geding in hoger beroep worden voor rekening van de appellant gesteld. Dit arrest bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en onderstreept het belang van deskundigenrapporten in geschillen over de echtheid van handtekeningen.

Uitspraak

Arrest d.d. 24 november 2009
Zaaknummer 200.016.529/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. D.H. Sloof, kantoorhoudende te Almere,
tegen
Nes-Star Im- en Export B.V.,
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Nes-Star,
advocaat: mr. C. Hofmans, kantoorhoudende te Naarden.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 2 mei 2007, 1 augustus 2007 en 10 september 2008 door de Rechtbank Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 14 oktober 2008 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het vonnis van 10 september 2008 met dagvaarding van Nes-Star tegen de zitting van 28 oktober 2008.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
'het vonnis gewezen door de Rechtbank te Leeuwarden op 10 september 2008 onder
zaak/rolnummer 79506 / HAZA 06-940 te vernietigen en opnieuw rechtdoende Nes-Star in
haar vordering niet ontvankelijk te verklaren althans haar deze als ongegrond en
onbewezen te ontzeggen, althans te beslissen als door Uw Hof in goede justitie te bepalen,
alles met veroordeling van Nes-Star in de kosten van beide instanties.'
Bij memorie van antwoord is door Nes-Star verweer gevoerd met als conclusie:
'[appellant], appellant, niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, althans het tussen partijen op 10 september 2008 (kenmerk: rolnummer 79506/HAZA 06-940) door de rechtbank te Leeuwarden, gewezen vonnis, zonodig onder verbetering en/of aanvulling van de gronden te bevestigen en te bestendigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in beide instanties.'
Ten slotte heeft [appellant] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft vier grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de door de rechtbank in haar tussenvonnis van 2 mei 2007 onder r.o. 2.1 tot en met 2.4. vastgestelde feiten zijn geen grieven gericht en ook overigens is van bezwaren daartegen gebleken, zodat deze feiten in dit hoger beroep buiten discussie staan. Het gaat in dit geding om het volgende.
2. Nes-Star stelt aan [appellant] € 12.000,-- te hebben geleend met de verplichting dit bedrag vermeerderd met 8% rente per jaar in 24 maandelijkse termijnen van € 540,-- terug te betalen. Omdat [appellant] ter zake de gestelde lening niets heeft betaald is, aldus Nes-Star, de volledige hoofdsom vermeerderd met rente onmiddellijk opeisbaar. [appellant] weerspreekt het bestaan van de overeenkomst en de uit lening van Nes-Star ontvangen betaling.
3. Ter onderbouwing van de door haar gestelde overeenkomst en de betaling van € 12.000,--, heeft Nes-Star een onderhandse akte overgelegd waarin de overeenkomst van geldlening en de betaling van € 12.000,-- aan [appellant] zijn vastgelegd. [appellant] heeft stellig ontkend dat de onder deze akte bij zijn naam geplaatste parafen en handtekening van hem afkomstig zijn.
4. De rechtbank heeft Nes-Star belast met het bewijs dat de handtekening en parafen van [appellant] afkomstig zijn en heeft voorts in r.o. 4.3. van het vonnis van 2 mei 2007 overwogen:
'Indien de uitslag van het deskundigenbericht luidt dat de handtekening en parafen wel van [appellant] afkomstig zijn, dan staat naar het oordeel van de rechtbank de geldleningsovereenkomst vast en zal [appellant] de verplichtingen uit deze overeenkomst moeten nakomen.'
5. De rechtbank heeft bij vonnis van 1 augustus 2007 een forensisch schriftexpert tot deskundige benoemd om te antwoorden op de vraag of de omstreden handtekening en parafen van [appellant] afkomstig zijn. De deskundige heeft in zijn rapport van 12 maart 2008 geconcludeerd dat de omstreden handtekening en parafen 'hoogstwaarschijnlijk' van [appellant] afkomstig zijn. [appellant] heeft kenbaar gemaakt het met de conclusie van de deskundige niet eens te zijn.
6. De rechtbank heeft ten slotte geoordeeld dat Nes-Star geslaagd is in het bewijs dat de handtekening en parafen onder de akte van geldlening afkomstig zijn van [appellant] en heeft de vorderingen van Nes-Star toegewezen.
7. De grieven zien alle op de beoordeling door de deskundige van de echtheid van de handtekening en parafen van [appellant] en het daarop gebaseerde oordeel van de rechtbank dat Nes-Star geslaagd is in het haar opgedragen bewijs. [appellant] verzoekt daarbij om een contra-expertise. De grieven lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.
8. Voorop staat dat [appellant] de deskundigheid of de onpartijdigheid van de deskundige niet in twijfel heeft getrokken. Evenmin heeft hij bezwaren gericht tegen de wijze waarop de deskundige zijn onderzoek heeft ingericht of de door deze gehanteerde methodieken en uitgangspunten. Ook heeft [appellant] niet gesteld dat de deskundigenrapportage op zichzelf genomen niet consistent of concludent is. Reeds om die redenen ziet het hof geen grond tot contra-expertise.
9. De toelichting op de grieven komt er in de kern op neer dat [appellant] in afwijking van hetgeen de deskundige concludeert stelt dat de handtekening niet voldoende gelijkenis met zijn handtekening vertoont en vervalst is. Deze weerspreking vindt slechts steun in het standpunt van [appellant] zelf.
10. Daaraan doet niet af dat de deskundige zijn conclusie niet geeft met de hoogst mogelijke mate van waarschijnlijkheid ('aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid') maar met de daarop volgende graad van waarschijnlijkheid ('hoogstwaarschijnlijk'). Inherent aan conclusies aangaande de echtheid van handtekeningen is dat deze altijd met een zekere mate van waarschijnlijkheid worden gegeven. De deskundige geeft daarmee uiting aan de mate waarin hij vermoedt dat zijn conclusie juist is. Dat daarbij ook altijd een (kleine) kans bestaat dat de deskundige zich vergist, of zoals [appellant] het verwoordt: dat er ruimte is voor twijfel, is inherent aan deze beoordeling. Dat enige twijfel mogelijk is, doet op zich zelf genomen echter niet af aan de vrijheid van de rechter de deskundige in diens conclusie te volgen. Waar het om gaat is of de rechter de conclusie van de deskundige, mede gelet op de daaraan ten grondslag gelegde onderbouwing, voldoende overtuigend vindt om te komen tot bewezenverklaring van de feiten waarop het deskundigenoordeel ziet. Dat laatste is hier naar het oordeel van het hof het geval. De deskundige acht zijn conclusie hoogstwaarschijnlijk. In het licht van de daaraan ten grondslag liggende uitgebreide motivering, is dat voldoende tot bewijs van de echtheid van de handtekening van [appellant].
11. [appellant] stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met een aantal feiten, door [appellant] aangeduid als 'het complex van de gebeurtenissen' en die erop neerkomen dat [appellant] om andere redenen dan een lening betalingen van Nes-Star heeft ontvangen. [appellant] wijst daarbij op kosten voor zijn bruiloft in de Oekraïne, kosten wegens het opzetten van een onderneming in de Oekraïne, alsmede achterstallig salaris. Zelfs als deze feiten juist zijn, kunnen zij er niet aan in de weg staan dat de handtekening en parafen onder de akte van geldlening van [appellant] afkomstig zijn. In dat laatste geval heeft de rechtbank in r.o. 4.3. van haar vonnis van 2 mei 2007 geoordeeld [appellant] zijn verplichtingen uit de gestelde overeenkomst van geldlening moet nakomen. Tegen die laatste overweging is geen grief gericht.
12. De grieven falen.
13. [appellant] heeft in hoger beroep bewijs aangeboden zonder echter duidelijk te maken op welke specifieke feiten dit aanbod ziet. Het hof passeert dit aanbod als onvoldoende concreet en onvoldoende gespecificeerd.
De slotsom
Het vonnis van 10 september 2008 waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (1 punt in tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis van 10 september 2008 waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Nes-Star tot aan deze uitspraak op € 409,-- aan verschotten en
€ 894,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Janse, voorzitter, Zandbergen en Van Rijssen, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 24 november 2009 in bijzijn van de griffier.