ECLI:NL:GHLEE:2009:BK6833

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.034.964/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Kuiper
  • J. de Hek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake ontruiming en proceskosten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat betrekking heeft op de ontruiming van een woning. De appellant, die in eerste aanleg gedaagde was, heeft een akte genomen en stelt dat hij geen belang meer heeft bij de behandeling van het hoger beroep, omdat hij een overeenkomst heeft gesloten met de deurwaarder. Deze overeenkomst houdt in dat hij de woning vrijwillig heeft verlaten en dat hij de achtergebleven zaken mocht laten staan zonder dat de stichting WoonFriesland ontruimingskosten zou verhalen. De stichting, die in eerste aanleg eiseres was, heeft in haar memorie van antwoord betoogd dat de appellant niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.

Het hof heeft de appellant in de gelegenheid gesteld om te reageren op de stelling van de stichting. De appellant heeft aangegeven dat hij tijdelijk elders onderdak heeft gevonden, maar dat hij primair terug wil keren naar zijn voormalige woning. Hij heeft ook kosten gemaakt voor de verhuizing die hij op de stichting wil verhalen. Het hof heeft de grieven van de appellant gezamenlijk behandeld en vastgesteld dat hij geen nieuwe stellingen heeft aangevoerd die niet al in eerste aanleg waren behandeld.

Het hof heeft geconcludeerd dat de voorzieningenrechter in eerste aanleg de feiten correct heeft vastgesteld en dat de appellant zijn grieven niet voldoende heeft onderbouwd. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en de appellant veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 313,-- aan verschotten en € 948,-- aan salaris voor de advocaat. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 december 2009.

Uitspraak

Arrest d.d. 15 december 2009
Zaaknummer 200.034.964/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats en gemeente],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging aangevraagd,
advocaat: mr. A.J. Roos, kantoorhoudende te Wolvega,
tegen
Stichting WoonFriesland,
gevestigd te [plaats en gemeente],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: de stichting,
advocaat: mr. J.P. van Stempvoort, kantoorhoudende te Groningen.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 11 augustus 2009 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
[appellant] heeft een akte genomen.
De stichting heeft een antwoordakte genomen
Vervolgens heeft de stichting de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. De stichting heeft in haar memorie van antwoord betoogd dat [appellant] niet kan worden ontvangen in zijn hoger beroep omdat hij geen belang meer heeft bij behandeling in hoger beroep, nu hij met de deurwaarder een deal heeft getroffen, onder andere inhoudende dat hij de woning in kwestie vrijwillig zou verlaten en dat hij dat laatste ook heeft gedaan. Onderdeel van die deal was dat [appellant] bij de ontruiming kon achterlaten wat hij wilde en dat de stichting op hem geen ontruimingskosten zou verhalen en met de achtergebleven zaken kon doen wat haar uitkwam.
2. Het hof heeft [appellant] vervolgens bij tussenarrest d.d. 11 augustus 2009 in de gelegenheid gesteld op deze stelling te reageren. In de daarna door [appellant] genomen akte geeft deze het volgende aan:
"[appellant] heeft na het vertrek uit de woning aan [adres], waartoe een gedwongen ontruiming stond gepland ten aanzien waarvan Woonfriesland heeft aangegeven daarvan niet te zullen afzien gelet op het hoger beroep, tijdelijk elders onderdak gevonden. [appellant] wenst primair terug te keren naar zijn voormalige woning.
Daarnaast heeft [appellant] gedwongen diverse kosten moeten maken voor de verhuizing, die hij wenst te verhalen op Woonfriesland. Daarnaast betaalt [appellant] thans een hogere huurprijs."
3. [appellant] heeft daarmee voldoende aangegeven dat hij schade heeft geleden ten gevolge van de, kennelijk onder druk van het beroepen vonnis, getroffen deal, zodat hij voldoende belang heeft bij dit beroep. Daarenboven heeft [appellant] ook belang bij dit hoger beroep omdat dat de enige mogelijkheid is om de proceskostenveroordeling in eerste aanleg aan te vechten. Dat [appellant] dat laatste heeft gedaan blijkt uit zijn vordering in hoger beroep. Een zelfstandige grief is daartoe niet nodig nu de beslissing omtrent de proceskosten afhankelijk is van het al dan niet slagen van een of meer grieven.
4. De grieven hebben de kennelijke strekking de bestreden voorziening en hetgeen daaraan door de voorzieningenrechter ten grondslag is gelegd in volle omvang aan het oordeel van het hof te onderwerpen. Het hof zal de grieven daarom gezamenlijk behandelen.
5. Het hof leest in hetgeen [appellant] in de grieven heeft aangevoerd geen andere stellingen en/of verweren dan welke reeds in eerste aanleg door hem waren aangevoerd.
6. De voorzieningenrechter heeft in het beroepen vonnis duidelijke en gemotiveerd aangegeven op grond waarvan hij de stellingen en verweren van [appellant] heeft verworpen en de gevorderde voorzieningen heeft bevolen. Het hof verenigt zich met deze overwegingen en neemt die hierbij over. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
7. Het hof stelt voorop dat de verschillende klachtonderdelen in onderling verband en samenhang moeten worden beschouwd. Dat brengt mede dat indien zou blijken dat de voorzieningenrechter een bepaald klachtenonderdeel te zwaar heeft mee laten wegen daarmee bepaald nog niet is gegeven dat het totale klachtencomplex toewijzing van de gevorderde ontruiming niet meer rechtvaardigt.
[appellant] heeft grieven ontwikkeld tegen de door de voorzieningenrechter onder 2.2. en 2.10 vastgestelde feiten, doch heeft nagelaten zijn blote ontkenningen met bewijsstukken te onderbouwen, hetgeen gelet op het door de stichting bijgebrachte bewijs en de daarop gebaseerde oordelen van de voorzieningenrechter, wel van hem mocht worden verwacht. Het door [appellant] gedane bewijsaanbod wordt gepasseerd nu het (uitgebreid) horen van getuigen het kader van een kort geding procedure te buiten gaat. Voorshands gaat het hof derhalve ook uit van de juistheid van hetgeen onder 2.2 en 2.10 in het beroepen vonnis is weergegeven. Bovendien moet worden vastgesteld dat [appellant] geen grieven heeft ontwikkeld tegen de overige als vaststaand door de voorzieningenrechter aangenomen feiten, zodat ook die in hoger beroep als vaststaand hebben te gelden. Het door de voorzieningenrechter gegeven oordeel vindt zijn grondslag in die feiten.
8. Juist vanwege de ernstige consequenties ligt het voor de hand dat een verhuurder en zeker een woningbouwvereniging bij vermeende overlast niet over een nacht ijs gaat. Nu er sprake was van langdurige en voortdurende overlast nam het spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen steeds verder toe.
9. Grief VI ziet er aan voorbij dat de op 6 augustus 2008 opgestelde verklaring (productie 4 bij de inleidende dagvaarding) het gevolg was van een door de stichting geëntameerde verzoeningspoging en een ruime strekking had als het ging om het gebruik van de tuin als sier- en moestuin. Het parkeren van meerdere auto's oordeelt de voorzieningenrechter onder 4.7 van het beroepen vonnis daarmee evenmin verenigbaar. Dat dienaangaande in bedoelde verklaring niet expliciet iets is opgenomen doet aan die constatering van de voorzieningenrechter, welke het hof voorshands volkomen juist voorkomt, niet af.
Slotsom
10. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd.
[appellant] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van dit hoger beroep (salaris advocaat: 1,5 punt tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan hoger beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van de stichting tot aan deze uitspraak op € 313,-- aan verschotten en
€ 948,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
verklaart dit arrest voor wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Kuiper en De Hek, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 15 december 2009 in bijzijn van de griffier.