ECLI:NL:GHLEE:2010:BL4424
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Mollema
- Fikkers
- Van Rijssen
- Rechtspraak.nl
Verplichte procesvertegenwoordiging in hoger beroep bij verzetprocedures onder de WTBZ
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 9 februari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verplichte procesvertegenwoordiging in verzetprocedures die voortvloeien uit de Wet Tarieven Burgerlijke Zaken (WTBZ). De appellante, die in eerste aanleg door de rechtbank Leeuwarden was bevolen om haar verzetprocedure te verbeteren, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 16 september 2009. De rechtbank had geoordeeld dat de appellante alleen door middel van een door een advocaat ingediende dagvaarding verzet kon doen, wat leidde tot de vraag of procesvertegenwoordiging in deze specifieke procedure vereist was.
Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de appellante zich in hoger beroep had voorzien van een procesadvocaat, zij verzocht om een nadere motivering van de eerdere beslissing over de procesvertegenwoordiging. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het appel beoordeeld en geconcludeerd dat de appellante, ondanks het in artikel 69 lid 5 Rv neergelegde appelverbod, in haar beroep kon worden ontvangen op basis van een doorbrekingsgrond. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van procesvertegenwoordiging in hoger beroep, zelfs in gevallen waar in eerste aanleg geen vertegenwoordiging vereist was. Het hof heeft de relevante juridische termen en bepalingen uit de WTBZ en het Burgerlijk Wetboek in overweging genomen, en heeft uiteengezet dat de aard van de procedure en de specifieke omstandigheden bepalend zijn voor de toepassing van procesrechtelijke regels. De beslissing van het hof biedt belangrijke inzichten in de interpretatie van de WTBZ en de rol van procesvertegenwoordiging in hoger beroep.