ECLI:NL:GHLEE:2010:BL4480

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
16 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.002.505/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van energieleverancier tot betaling van achterstallige termijnbedragen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 16 februari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van een energieleverancier tegen een appellant, die in eerste aanleg als gedaagde was aangemerkt. De energieleverancier, hierna te noemen [geïntimeerde], vorderde betaling van achterstallige termijnbedragen van de appellant, die in eerste aanleg als eiseres was opgetreden. De zaak is eerder behandeld in een tussenarrest van 2 juni 2009, waarin het hof de appellant had opgedragen te reageren op de stelling van [geïntimeerde] dat de in rekening gebrachte termijnbedragen in de jaarnota 2007 niet synoniem zijn aan betaalde bedragen. Het hof oordeelde dat de appellant deze stelling niet deugdelijk had weerlegd, en dat de woorden "in rekening gebrachte termijnbedragen" in de jaarnota 2007 niet impliceren dat deze bedragen door de appellant zijn voldaan.

Het hof heeft verder overwogen dat de appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de uitleg van [geïntimeerde] over de jaarnota 2007 zouden kunnen bestrijden. De appellant had betoogd dat hij slechts een bedrag van € 258,73 verschuldigd was, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof concludeerde dat de appellant het door [geïntimeerde] gevorderde bedrag van € 3.914,88 verschuldigd was, aangezien hij geen ander verweer had gevoerd ter zake van de verschuldigdheid van dit bedrag. De vordering van [geïntimeerde] werd dan ook toegewezen.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter van 1 februari 2008 en veroordeelde de appellant in de kosten van het geding in hoger beroep. De kosten werden begroot op € 254,- aan verschotten en € 948,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

Arrest d.d. 16 februari 2010
Zaaknummer 107.002.505/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. H.H. Gerdes, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. N.F. Barthel, kantoorhoudende te Zoetermeer.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 2 juni 2009 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
[appellant] heeft een antwoordakte genomen, waarna [geïntimeerde] op haar beurt eveneens een antwoordakte heeft genomen.
Vervolgens heeft [geïntimeerde] de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. Bij genoemd tussenarrest van 2 juni 2009 heeft het hof [appellant] opgedragen om bij akte te reageren op de stelling van [geïntimeerde], dat de woorden "in rekening gebrachte termijnbedragen" in de jaarnota 2007 niet synoniem zijn aan betaalde bedragen, en dat het bedrag van € 434,65 (en € 279,-) niet meer is dan een jaarlijkse correctie die uitgaat van de situatie dat de afnemers, in dit geval [appellant], de tegenprestatie voor de geleverde diensten van [geïntimeerde] tijdig voldoen. Het hof heeft [appellant] tevens opgedragen om te reageren op de door [geïntimeerde] bij de memorie van antwoord overgelegde producties.
2. Met betrekking tot de door [geïntimeerde] als productie 1 in het geding gebrachte brief merkt [appellant] het volgende op. De brief is niet voorzien is van adressering of datering. Voorts betwist hij deze brief te hebben ontvangen.
3. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Met het verweer dat hij de door [geïntimeerde] als productie 1 in het geding gebrachte brief niet heeft ontvangen, heeft [appellant] naar het oordeel van het hof vorenbedoelde stelling van [geïntimeerde] niet deugdelijk weerlegd. De omstandigheid dat [appellant] de brief mogelijk niet heeft ontvangen, brengt immers niet mee dat de betekenis die [geïntimeerde] aan de in de jaarnota 2007 gebruikte woorden "in rekening gebrachte termijnbedragen" toekent, hetgeen in bedoelde brief wordt toegelicht, als onjuist dient te worden beschouwd. Nu [appellant] overigens geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd ter bestrijding van deze uitleg, gaat het hof ervan uit dat met de woorden "in rekening gebrachte termijnbedragen" in de jaarnota 2007 niet bedoeld wordt dat deze bedragen door [appellant] zijn voldaan. De omstandigheid dat de jaarnota 2007 vermeldt dat [appellant] per saldo een bedrag van € 434,65 van [geïntimeerde] te ontvangen heeft, brengt dan ook - anders dan [appellant] betoogt - niet mee dat [appellant] niet tevens het door [geïntimeerde] over de periode 22 april 2005 t/m 18 oktober 2007 gevorderde bedrag van € 3.914,88 verschuldigd is.
4. Met betrekking tot het door [geïntimeerde] als productie 2 overgelegde overzicht met betrekking tot relatienummer 8854313, waaruit blijkt dat de openstaande schuld per 18 augustus 2008 € 5.425,23 bedraagt, voert [appellant] het volgende aan.
Hij brengt als productie 3 een door [geïntimeerde] zelf verzonden eindnota d.d. 1 april 2009 in het geding, waaruit blijkt dat [appellant] ter zake van relatienummer 8854313 nog een bedrag van € 258,73 dient te voldoen. Gelet op het feit dat [geïntimeerde] [appellant] tussentijds ten onrechte heeft gedagvaard ter zake van duizenden euro’s heeft [appellant] laatstgenoemd bedrag tot op heden niet voldaan en heeft hij deze betalingsverplichting opgeschort omdat [geïntimeerde] in haar verplichtingen jegens [appellant] op schromelijke wijze tekort is geschoten, aldus [appellant].
5. Het hof overweegt dienaangaande dat het verweer van [appellant] dat hij blijkens de eindnota d.d. 1 april 2009 slechts een bedrag van € 258,73 verschuldigd is, kennelijk wederom gebaseerd is op het standpunt dat het aldus door [geïntimeerde] berekende saldo impliceert dat geen andere bedragen meer openstaan. Het hof verwerpt dit verweer dan ook op de hiervoor weergegeven gronden. Hierop strandt tevens het in dit verband door [appellant] gedane beroep op een opschortingsbevoegdheid.
6. Aangezien [appellant] geen ander verweren heeft gevoerd ter zake van de verschuldigdheid van het bedrag van € 3.914,88, is het gevorderde bedrag van € 3.914,88 naar het oordeel van het hof toewijsbaar.
7. Tegen de toewijzing door de kantonrechter van de overige vorderingen van [geïntimeerde] heeft [appellant] geen behoorlijk onderbouwde klachten opgeworpen, zodat het hof in zoverre aan de grief voorbijgaat.
8. Grief I faalt derhalve.
9. Het hof gaat voorbij aan het door [appellant] in hoger beroep gedane, in algemene termen vervatte bewijsaanbod, nu dit, gelet op het vorenoverwogene, niet ter zake dienend is.
De slotsom
10. Het vonnis d.d. 1 februari 2008 waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (1 ½ punt in tarief I). Voor toewijzing van de door [geïntimeerde] gevorderde nakosten, voordat deze kosten tot enig (al dan niet forfaitair) bedrag zijn gemaakt en zulks daadwerkelijk is vastgesteld, is geen plaats, nu art. 237 lid 4 Rv voorziet in een op zodanige vordering toegesneden rechtsgang die toepassing van rechtsmiddelen uitsluit.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis d.d. 1 februari 2008 waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak op € 254,- aan verschotten en € 948,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Janse, voorzitter, Zandbergen en Wind, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 16 februari 2010 in bijzijn van de griffier.