Parketnummer: 24-000993-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-753355-08
Arrest van 1 maart 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 31 maart 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en op een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, waarvan 120 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft zij gevorderd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk zal worden verklaard.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
[medeverdachte] op of omstreeks 16 maart 2007 te [plaats], althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (zes bolletjes) cocaïne, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte] die [benadeelde] (van achteren) bij de keel heeft (vast)gepakt/gegrepen en/of de keel van die [benadeelde] heeft dichtgeknepen en/of die [benadeelde] heeft vastgehouden en/of een mes, althans een (scherp en/of op een mes gelijkend) voorwerp op/tegen de keel van die [benadeelde] heeft gezet/(aan)gedrukt en/of aan die [benadeelde] heeft toegevoegd de woorden: "Je hebt meer, ik weet dat je meer hebt" en/of het/een zakje (met coke) (met kracht) (uit de greep) van die [benadeelde] heeft afgepakt/(weg)genomen en/of die [benadeelde] een duw/drukker met zijn ([medeverdachte]) (linker) elleboog heeft gegeven,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 16 maart 2007 te [plaats] en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die [benadeelde] op te bellen (alszijnde een vriendin van [naam]) en/of een afspraak met die [benadeelde] te maken voor het leveren van verdovende middelen en/of door met die [benadeelde] af te spreken op een lokatie nabij het [straat] en/of door samen met die [medeverdachte] (achter) in de auto van die [benadeelde] te stappen en/of door tegen die [benadeelde] te zeggen dat zij, verdachte, geld bij zich had en/of 2 bolletjes cocaïne moest hebben.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte] op 16 maart 2007 te [plaats], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zes bolletjes cocaïne, toebehorende aan [benadeelde], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat die [medeverdachte] die [benadeelde] van achteren bij de keel heeft vastgepakt en de keel van die [benadeelde] heeft dichtgeknepen en die [benadeelde] heeft vastgehouden en een scherp voorwerp tegen de keel van die [benadeelde] heeft gedrukt en aan die [benadeelde] heeft toegevoegd de woorden: "Je hebt meer, ik weet dat je meer hebt" en een zakje met coke met kracht uit de greep van die [benadeelde] heeft afgepakt en die [benadeelde] een duw/drukker met zijn ([medeverdachte]) linker elleboog heeft gegeven, tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 16 maart 2007 te [plaats] opzettelijk behulpzaam is geweest door die [benadeelde] op te bellen (alszijnde een vriendin van [naam]) en een afspraak met die [benadeelde] te maken voor het leveren van verdovende middelen en door met die [benadeelde] af te spreken op een locatie nabij het [straat] en door samen met die [medeverdachte] achter in de auto van die [benadeelde] te stappen en door tegen die [benadeelde] te zeggen dat zij, verdachte, geld bij zich had en 2 bolletjes cocaïne moest hebben.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplichtigheid aan diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte is op 16 maart 2007 medeplichtig geweest aan - kort gezegd - diefstal met geweld en bedreiging met geweld, gepleegd door een (toenmalige) vriend. De rol van verdachte was substantieel. Deze bestond hierin, dat zij - terwijl zij wist van het plan om aangever van zijn cocaïne te beroven -, met aangever heeft gebeld om een afspraak met hem te maken. Bovendien is zij, toen aangever arriveerde, samen met die vriend achter in de auto van aangever gestapt. Op het moment dat er een worsteling ontstond is zij uit de auto gestapt. Aangever is op geweldadige wijze beroofd van zes bolletjes cocaïne. Aangever heeft de situatie als zeer bedreigend ervaren en heeft - blijkens zijn schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 9 februari 2010 - nog steeds last van psychische klachten.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 21 januari 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gelet op het vorenstaande, alsmede de landelijke oriëntatiepunten ten aanzien van de straftoemeting, dient in beginsel een (forse) onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd.
Het hof is evenwel van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde werkstraf passend is. Daarbij is rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze naar voren zijn gebracht ter zitting van het hof. Daarnaast is gelet op het tijdsverloop tussen de behandeling van de feiten in eerste aanleg en de behandeling door dit hof. Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een andere straf, dan een geheel onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft de immateriële schade begroot op € 291,-.
Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dienen de benadeelde partij en verdachte, als over en weer deels in het ongelijk gestelde partijen, ieder de eigen kosten te dragen van het geding en dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 48 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderdveertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen van het geding.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. S. Zwerwer en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Brink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.