Parketnummer: 24-000622-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-654230-08, 18-654678-08 en 18-650534-08 (tul)
Arrest van 4 maart 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 9 februari 2009 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 18-654230-08 en
18-654678-08 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1942] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot straffen en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van zaak A, feit 1, 2 en 3 en zaak B zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden toegewezen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
Zaak A
feit 1:
hij op of omstreeks 15 oktober 2008, in de avonduren, in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [straat] en in gebruik bij [slachtoffer], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
feit 2:
hij op of omstreeks 11 oktober 2008, in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan of nabij de [straat], en in gebruik bij [slachtoffer], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2008 tot en met 15 oktober 2008 te 09.35 uur, in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [straat] en in gebruik bij [slachtoffer], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
Zaak B:
hij op of omstreeks 27 november 2008, in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [straat] en in gebruik bij [slachtoffer], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte.
Bewijsoverweging
Door verdachte is ter zitting in eerste aanleg betoogd, dat hij weliswaar op de ten laste gelegde data bij [slachtoffer] in huis is geweest, maar dat hij daar niet wederrechtelijk is binnengedrongen. Verdachte was er steeds op uitnodiging van [slachtoffer], aldus verdachte. Hoewel verdachte in hoger beroep niet is verschenen, zal het hof toch op verdachtes verweer, zoals hij dat heeft gevoerd in eerste aanleg, responderen.
Uit het dossier is het volgende naar voren gekomen.
[slachtoffer] was/is een drugsverslaafde jonge vrouw. Zij zat in een hulpverleningstraject en was bezig om af te kicken. Zij werd begeleid door Bemoeizorg in Groningen (BING). Sinds juni 2008 werkte [slachtoffer] vrijwillig mee aan een project van de politie Groningen. Zij heeft ingestemd met het feit, dat de politie met regelmaat haar woning bezocht en hierbij bezoekers uit haar huis verwijderde. Zelf was ze naar eigen zeggen door haar verslaving niet in staat om bezoek van drugsgebruikers of daklozen te weren. Een aantal bezoekers, zo ook verdachte, is na juni 2008 meermalen uit haar huis verwijderd. Verdachte heeft vervolgens op 8 oktober 2008 een schriftelijke ontzegging om de woning van [slachtoffer] te betreden uitgereikt gekregen door [slachtoffer], in aanwezigheid van een politiefunctionaris. Verdachte heeft deze ontzegging ondertekend. Daarna is hij op meerdere data wederom door de politie aangetroffen in het huis van [slachtoffer]. Na elke keer heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van - kort gezegd - huisvredebreuk door verdachte.
Verdachte heeft ter zitting in eerste aanleg verklaard op de hoogte te zijn van de drugsverslaving van [slachtoffer] en het feit dat ze aan het afkicken is. Ook heeft hij verklaard dat [slachtoffer] lijdt aan psychosen. Verdachte wist van de aan hem gerichte ontzegging om de woning van [slachtoffer] te betreden.
Uit de aangiftes die [slachtoffer] telkens tegen verdachte heeft gedaan nadat hij bij haar thuis was aangetroffen, blijkt dat verdachte telkens tegen de wil van [slachtoffer] in de woning aanwezig was.
Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte telkens wederrechtelijk is binnengedrongen in de woning van [slachtoffer]. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A
feit 1:
hij op 15 oktober 2008, in de avonduren, in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [straat] en in gebruik bij
[slachtoffer];
feit 2:
hij op 11 oktober 2008, in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [straat], en in gebruik bij [slachtoffer];
feit 3:
hij in de periode van 14 oktober 2008 tot en met 15 oktober 2008 in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [straat] en in gebruik bij [slachtoffer];
Zaak B:
hij op 27 november 2008, in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [straat] en in gebruik bij
[slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B telkens:
In de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 11 oktober 2008 tot en met 27 november 2008 meermalen schuldig gemaakt aan - kort gezegd - huisvredebreuk. Door aldus te handelen heeft verdachte onrechtmatig inbreuk gemaakt op het ongestoorde woongenot van de bewoner [slachtoffer].
Verdachte heeft ter zitting in eerste aanleg erkend dat hij zich ook aan een diefstal heeft schuldig gemaakt. Dit strafbare feit (met parketnummer 18-654421-08) is ad informandum gevoegd op de inleidende dagvaarding in zaak A en dient thans, als meegewogen in na te melden straf, als afgedaan te worden beschouwd.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 januari 2010 - eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.
Gelet op het voorgaande acht het hof de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur en een werkstraf van na te noemen omvang, passend en geboden. De voorwaardelijke straf is mede bedoeld om verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
Tenuitvoerlegging (parketnummer 18-650534-08)
Bij vonnis van de politierechter te Groningen d.d. 11 juli 2008, is veroordeelde veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 20 uren met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 11 juli 2008. De proeftijd is ingegaan op 26 juli 2008. De officier van justitie heeft op 28 november 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde werkstraf, omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Nu gebleken is dat veroordeelde de hiervoor bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de vordering tenuitvoerlegging toewijzen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 57 en 138 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Groningen van 11 juli 2008 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van twintig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. J.A. Wiarda en mr. J.H. Bosch in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.