ECLI:NL:GHLEE:2010:BL6695

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001709-06
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van niet voldoen aan ambtelijk bevel en veroordeling tot taakstraf voor poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 5 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was eerder veroordeeld voor verschillende misdrijven, waaronder poging tot zware mishandeling en het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen onder 1 primair en onder 2 en 3, omdat niet kon worden vastgesteld of aan het bevel van de politieambtenaar enig wettelijk voorschrift ten grondslag lag. Artikel 2 van de Politiewet 1993 werd niet als wettelijk voorschrift erkend voor de vordering van de politie, waardoor de aanhouding niet rechtmatig was. Dit leidde tot vrijspraak van de wederspannigheid die aan de verdachte was ten laste gelegd.

Het hof heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte op 11 april 2005 een poging tot zware mishandeling heeft gepleegd door een steen naar het hoofd van het slachtoffer te gooien, wat resulteerde in lichamelijk letsel. De verdachte heeft dit feit niet voltooid, maar het hof achtte de poging bewezen. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met het tijdsverloop van vijf jaar en de vergeving die het slachtoffer aan de verdachte heeft geschonken. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van twintig uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij buiten beschouwing gelaten, omdat deze was ingetrokken.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001709-06
Parketnummer eerste aanleg: 18-652775-05
Arrest van 5 maart 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 13 juli 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. H.R. Kant, advocaat te Krommenie.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij en daarbij een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 8 augustus 2008, 6 februari 2009 en 19 februari 2010, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en voor het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Het hof heeft de verbeterde lezing van de eerste rechter in het onder 1 ten laste gelegde aangebracht. Aan verdachte is aldus ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 april 2005 in [plaats], in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, De [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- met een helm en/of een stok/(hang)slot, althans een hard voorwerp, slaan van/naar die [slachtoffer], en/of
- het stompen en/of slaan van die [slachtoffer], en/of
- het gooien van een steen, althans een hard en/of scherp/puntig voorwerp, tegen/naar die [slachtoffer],
waarbij hij, verdachte, een steen, althans een hard en/of scherp/puntig voorwerp, in/tegen (het hoofd) van die [slachtoffer] heeft gegooid, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (snee/wond op voorhoofd) voor [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad,
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 11 april 2005 in [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een steen, althans een hard en/of scherp/puntig voorwerp, tegen het hoofd heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 11 april 2005 in [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) met een steen, althans een hard en/of scherp/puntig voorwerp, in/tegen het hoofd heeft gegooid, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 10 maart 2005 in [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [verbalisant], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd op te houden/te stoppen met het gooien van sneeuw/ijsballen en/of zich te verwijderen van de plaats waar hij zich op dat moment bevond, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
3.
hij op of omstreeks 10 maart 2005 in [plaats], in de gemeente [gemeente], toen de aldaar dienstdoende [verbalisant], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 184 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had, teneinde hem ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een politiebureau, zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet en tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig
- (nadat hij door die opsporingsambtenaar was vastgepakt) de hand van die opsporingsambtenaar weg te slaan en/of die opsporingsambtenaar weg te duwen en/of
- een bos sleutels naar, althans in de richting van die opsporingsambtenaar, te gooien, en/of
- een (bak)steen te pakken en/of (daarbij) te zeggen "raak me niet aan, anders gooi ik", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (vervolgens) die (bak)steen omhoog te brengen en/of te dreigen die (bak)steen naar, althans in de richting van die opsporingsambtenaar, te gooien, althans opzettelijk dreigend aan die opsporingsambtenaar te tonen.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 1 primair en onder 2 en 3 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Overwegingen omtrent de vrijspraak van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Onder 2 is verdachte ten laste gelegd dat hij niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door een hoofdagent van de Regiopolitie Groningen. Uit het ambtelijk proces-verbaal blijkt dat verdachte, tezamen met een tweetal anderen, bezig was met het gooien van sneeuw-/ijsballen naar voorbijgangers. Door in een dienstvoertuig passerende verbalisanten werd hen (meermalen) verzocht daarmee op te houden en zich van de betreffende locatie te verwijderen. Niettemin gooide verdachte vervolgens een brok sneeuw tegen en in (het openstaande raam van) de politieauto, waarna hij werd aangehouden ter zake van - zoals blijkt uit het proces-verbaal van aanhouding - het niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens wettelijk voorschrift gegeven.
Op grond van de tenlastelegging noch op grond van het proces-verbaal van politie kan evenwel worden vastgesteld of aan het door de politieambtenaar gedane bevel of vordering enig wettelijk voorschrift ten grondslag lag en, zo ja, welk voorschrift. Het bevel of vordering kan - gelet op de vigerende jurisprudentie op dit punt - evenmin worden gebaseerd op artikel 2 Politiewet 1993, omdat deze een algemene taakomschrijving voor de politie bevat en niet kan worden aangemerkt als een wettelijk voorschrift op basis waarvan vorderingen of bevelen kunnen worden gegeven op straffe van overtreding van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Dit brengt mee, dat - nu het bestanddeel "krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan" niet kan worden bewezen - de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. Dit brengt voorts mee dat de in dit kader verrichte aanhouding, nu deze was gebaseerd op overtreding van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, niet rechtmatig was, waaruit volgt dat verdachte voor de onder 3 ten laste gelegde wederspannigheid eveneens moet worden vrijgesproken, aangezien verbalisant in zoverre zijn bediening niet rechtmatig uitoefende.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1 subsidiair
hij op 11 april 2005 in [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een steen tegen het hoofd heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Uit de stukken blijkt dat de bewezen verklaarde poging tot zware mishandeling een gevolg was van een onduidelijke en zeker nodeloze verkeersruzie. Er zijn aanwijzingen dat verdachte, tezamen met een tweetal anderen, de personenauto waarin aangever reed de doorgang heeft belemmerd, althans bemoeilijkt, en daarbij tegen de auto van aangever heeft geschopt. Aangever is vervolgens uitgestapt en in de daarop volgende onaangenaamheden heeft verdachte een steen gepakt en die tegen het hoofd van aangever gegooid. Aangever werd boven een oog geraakt en moest per ambulance worden afgevoerd naar een ziekenhuis, alwaar vier hechtingen noodzakelijk bleken. Aangever is als getuige gehoord ter terechtzitting van het hof van 19 februari 2010, derhalve bijna vijf jaar na dato. Het hof heeft bij die gelegenheid kunnen vaststellen dat het door verdachtes toedoen ontstane litteken op de rechterslaap van aangever nog altijd waar te nemen is. Het is verdachte aan te rekenen dat hij de lichamelijke, en daarmee vermoedelijk ook de psychische integriteit van aangever heeft geschonden. Het gooien van een steen naar iemands hoofd had naar het oordeel van het hof bovendien tot zwaar lichamelijk letsel kunnen leiden.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 6 november 2009, waaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor een strafbaar feit met een geweldsaspect.
Aangever heeft ter terechtzitting van 19 februari 2010 verklaard dat hij verdachte diens gedragingen inmiddels heeft vergeven, hetgeen niet alleen gelegen is in het tijdsverloop maar ook in overwegingen van religieuze aard. Zonder op enigerlei wijze afbreuk te willen doen aan de ernst van het feit, is het hof van oordeel dat - niet alleen het tijdsverloop in aanmerking nemende, maar ook het feit dat strafoplegging (onder meer) genoegdoening aan het slachtoffer beoogt - volstaan kan worden met een taakstraf van na te melden duur. Dat deze straf lager is - ondanks een zwaardere bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde - dan door de advocaat-generaal is gevorderd, is met name gelegen in de vrijspraken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Benadeelde partij
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [slachtoffer], thans geheten [slachtoffer], wonende te [woonplaats], zijn vordering als benadeelde partij heeft ingetrokken. Het hof zal die vordering daarom buiten beschouwing laten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en onder 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van twintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. W.P.M. ter Berg en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.