3. De getuige Kroek is als kandidaat-notaris betrokken geweest bij de totstandkoming van de akte van huwelijkse voorwaarden. Uit haar verklaring blijkt dat zij op 4 februari 2004 of kort daarvoor geen persoonlijk contact met [appellant] heeft gehad. Haar laatste contact met [appellant] is geweest een telefoongesprek op 30 december 2003. Kroek acht het nog wel mogelijk dat zij op 7 januari 2004 nog telefonisch een afspraak met [appellant] heeft gemaakt, maar kan zich dit niet specifiek herinneren. Kroek heeft voorts verklaard dat zij geen bevestigend antwoord kan geven op de vraag of zij tijdens haar contacten met [appellant] vond dat hij labiel was in de zin van onevenwichtig. Voorts heeft Kroek verklaard dat zij naar aanleiding van een telefoongesprek met M. Visser op 10 april 2003 contact heeft opgenomen met G.H. Bos, die als psycho-therapeut [appellant] behandelde. Kroek heeft verklaard dat zij aan G.H. Bos heeft gevraagd of het ziektebeeld van [appellant] met zich bracht dat hij een ongewone of wellicht ziekelijke procedeerlust had; zij meent zich te herinneren dat het schriftelijk antwoord van G.H. Bos, dat zich niet bij de stukken bevindt, haar niet veel zei.
3.1 P.J. Bosch is op 4 februari 2004 opgetreden als notaris voor wie de akte van huwelijkse voorwaarden tussen [appellant] en [geïntimeerde] is gepasseerd. Bosch had voor het passeren van de akte geen contact met [appellant] en [geïntimeerde] gehad; hij had de voorbereiding overgelaten aan de getuige Kroek. Bosch heeft verklaard van Kroek te hebben vernomen dat het maken van de huwelijkse voorwaarden was ingegeven door de wens het gemeenschappelijke huwelijksvermogen te scheiden en delen in verband met procedeerlust van [appellant]. Bosch heeft, nadat hij op 4 februari 2004 aan partijen de zakelijke inhoud van de akte en een toelichting daarop had meegedeeld, bij [appellant] twijfel opgemerkt; voordien had hij al met name bij [appellant] een zekere opgewonden sfeer bespeurd. Nadat Bosch [appellant] en [geïntimeerde] circa tien minuten alleen had gelaten, is de ondertekeningsbijeenkomst verder normaal verlopen en hebben partijen de akte getekend. Bosch heeft, daartoe uitdrukkelijk gevraagd, verklaard behalve de door hem bij [appellant] geconstateerde twijfel, de situatie normaal te hebben gevonden. De indruk van Bosch was stellig dat [appellant] wilde tekenen. Volgens Bosch had Kroek onderzoek gedaan of [appellant] in staat was zijn wil te bepalen.
3.2 Visser heeft verklaard op of omstreeks 4 februari 2004 geen contact te hebben gehad met [appellant] en over zijn psychische toestand omstreeks februari 2004 niets te kunnen verklaren. Zijn contacten met [appellant] en [geïntimeerde] dateren van voor het jaar 2003 tot in het najaar 2003, wellicht tot in de loop van november 2003. Visser heeft voorts verklaard in deze laatstgenoemde periode te hebben geweten dat [appellant] onder behandeling was, maar dat het hem niet bekend was waarvoor. Visser kan zich niet herinneren of hij in het voorjaar of begin zomer 2003 aan Kroek de naam en het adres van G.H. Bos als behandelaar van [appellant] heeft doorgegeven. Visser heeft wel later in 2004 contact gehad met G.H. Bos in de periode dat partijen besloten hadden uit elkaar te gaan.
3.3 G.H. Bos heeft verklaard al sinds 1982 contact te heben met [appellant], eerst als maatschappelijk werker en sinds 15 jaar als relatie- en gezinstherapeut. In de jaren 2003 en 2004 hadden zijn contacten met [appellant] in elk geval ook therapeutische doeleinden. [appellant] heeft volgens G.H. Bos last van traumatische jeugdervaringen, waarvoor een levenslange hulpverlening is vereist; daarnaast heeft [appellant] ADHD en dyslexie. Uit de aantekeningen uit het dossier van G.H. Bos betreffende [appellant] blijkt dat [appellant] in maart 2004 al enige tijd moe was en leed aan een sombere stemming. [appellant] had toen ook contact met een nieuwe psychiater. Voorts heeft G.H. Bos verklaard dat het [appellant] in het akkoord gaan met de huwelijkse voorwaarden met name te doen was om rust in zijn relatie met [geïntimeerde] te brengen en deze relatie te bestendigen.
3.4 [geïntimeerde] heeft verklaard dat [appellant] rond februari 2004 onder behandeling was van de psychotherapeut G.H. Bos. Zij neemt aan dat er in die periode ook gesprekken tussen [appellant] en G.H. Bos zijn geweest. Zij heeft voorts verklaard dat [appellant] in verband met zijn gemoedstoestand verschillende medicijnen gebruikte, waaronder Ritalin. [geïntimeerde] controleerde niet of [appellant], die de medicijnen wel liet staan als het beter met hem ging, rond februari zijn medicijnen wel of niet regelmatig innam. Op een vraag van haar advocaat heeft [geïntimeerde] nog geantwoord dat in haar beleving in de periode voor 4 februari 2004 het gedrag van [appellant] normaal was. Uit de verklaring van [geïntimeerde] blijkt dat volgens haar niet over druk van haar op [appellant] voor of tijdens het onderhoud ten kantore van notaris Bosch is gesproken.
3.5 [appellant] heeft verklaard tot januari 2004 vele jaren onder behandeling te zijn geweest van de psychiater mevrouw Toering. In januari of februari 2004 heeft [appellant] voor het eerst een gesprek gehad met een nieuwe psychiater, Groen. Daarnaast was [appellant] toen onder behandeling van de therapeut G.H. Bos. [appellant] heeft voorts verklaard dat hij begin 2004, in elk geval in de maanden januari en februari 2004 een combinatie van medicijnen gebruikte, onder meer tegen ADHD (Ritalin), OCPD ofwel longemfyseem, depressiviteit (efexsor), een maagprobleem en een fibromie-allergie. De combinatie van deze medicijnen maakte dat [appellant] nogal eens versuft was. In de betreffende periode liet [appellant] geen medicijnen staan. [appellant] leed toen ook nog onder veel spanningen, onder meer in verband met het overlijden van zijn moeder op 17 september 2003; het contact van [appellant] met zijn moeder was na een jarenlange onderbreking eerst kort voor haar overlijden hersteld.
Met betrekking tot het passeren van de akte op 4 februari 2004 heeft [appellant] verklaard:
"Toen we op 4 februari 2004 op weg naar de notaris gingen waren er al spanningen onderweg in de auto. Ik heb toen iets gezegd van: waarom moet het allemaal zo snel gaan. Ik moest alles nog op een rijtje krijgen, ook in verband met de problematiek rond het overlijden van mijn moeder, waarover ik hiervoor heb verklaard, en mijn hernieuwde contacten met mijn broers en zussen. Ik weet niet meer hoe partij [geïntimeerde] daarop heeft gereageerd. Toen we bij de notaris kwamen, was de situatie nog zoals in de auto. De notaris ontdekte iets in de akte, wat kennelijk niet goed was, en heeft ons toen enkele minuten alleen gelaten. In die tijd heeft partij [geïntimeerde] tegen mij gezegd iets als: als je niet tekent, ga ik scheiden. Ik was perplex; het leek of ik een klap in mijn gezicht kreeg. Ik had het ook niet verwacht omdat partij [geïntimeerde] en ik elkaar toen al 52 jaar kenden. Toen de notaris terugkwam heeft hij aan ons gevraagd, wat we hadden besloten. Daarop antwoordde partij [geïntimeerde] dat we zouden ondertekenen. Ik was zo beduusd dat ik niets meer heb gezegd. De akte is toen in stukjes voorgelezen en ondertekend. Nadien is in die periode tussen ons niet over een scheiding gesproken; wel is er in maart 2004, nadat de therapeut Visser uit Norg daarover met ons samen had gesproken, (weggevallen: besloten) dat het beter was dat we tijdelijk niet 24 uur onder een dak woonden."