ECLI:NL:GHLEE:2010:BL9399

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002558-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens meerdere diefstallen en overtreding van de Opiumwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte is veroordeeld voor drie diefstallen en een overtreding van de Opiumwet, met een gevangenisstraf van negen maanden. De verdachte, geboren in 1967 en thans verblijvende in PI Rijnmond, was niet ter terechtzitting aanwezig, maar zijn raadsman, mr. H. Anker, was wel aanwezig. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor de vrijspraak van deze feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende tijdstippen in de periode van 5 augustus 2008 tot en met 4 juni 2009 in de gemeenten Groningen meerdere diefstallen heeft gepleegd, waarbij hij goederen heeft weggenomen die toebehoorden aan verschillende slachtoffers. Daarnaast heeft de verdachte opzettelijk een hoeveelheid methadon tabletten in zijn bezit gehad, wat in strijd is met de Opiumwet. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd, maar heeft de straf lager vastgesteld dan in eerste aanleg. De inbeslaggenomen methadon is onttrokken aan het verkeer, terwijl het gereedschap aan de verdachte wordt teruggegeven. De benadeelde partijen hebben hun vorderingen in hoger beroep voortgezet, maar enkele zijn niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet die golden ten tijde van de feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002558-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-670228-09
Arrest van 29 maart 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 28 september 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijk basisadministratie te [woonplaats],
[adres],
thans verblijvende in PI Rijnmond, HvB De Schie, te Rotterdam,
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. H. Anker, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde onder 1A, 1C en 1F en wegens misdrijven, ten laste gelegd onder 1B, 1D, 1E, 1G, 1H, 1I, 1J en 2 veroordeeld tot straffen, heeft hem maatregelen opgelegd en heeft beslist op het beslag en op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals in dat vonnis omschreven.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Verdachte heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld. Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1A, 1C en 1F ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep voor zover dat is ingesteld tegen het ten laste gelegde onder 1A, 1C en 1F, zal bewezen verklaren hetgeen is ten laste gelegd onder 1B, 1D, 1E, 1G, 1H, 1I, 1J en 2 en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de inbeslaggenomen boksbeugel en verdovende middelen zullen worden onttrokken aan het verkeer en dat het inbeslaggenomen gereedschap zal worden teruggegeven aan rechthebbende. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3], [benadeelde 4] en [benadeelde 5] geheel zullen worden toegewezen en dat aan de verdachte schadevergoedingsmaatregelen zullen worden opgelegd.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Met inachtneming van de verbeterde lezing, alsmede de subindeling zoals door de rechtbank aangebracht, is aan de verdachte ten laste gelegd, dat:
1.
hij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 5 augustus 2008 tot en met 4 juni 2009, in de gemeente(n) [gemeente 1] en/of [gemeente 2] en/of [gemeente 3] en/of [gemeente 4], in ieder geval in het arrondissement Groningen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe?igening in/uit na te noemen pand(en) heeft weggenomen de hierna te noemen goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
te weten:
(B)
op of omstreeks 27 december 2008, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], in/uit een aan of nabij de [straat 1] staande schuur heeft weggenomen een accu van een boormachine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
en/of
(D)
op of omstreeks 24 januari 2009, te [plaats 7], in/uit een aan of nabij het [straat 2] staande schuur heeft weggenomen een grote hoeveelheid electrisch gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2]
en/of
(E)
op of omstreeks 19 februari 2009, te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], in/uit een aan of nabij de [straat 3] staande schuur heeft weggenomen een slangenhaspel en/of een spanningsmeter, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3]
en/of
(G)
op of omstreeks 1 april 2009, te [plaats 3], in/uit een aan de tenten gelegen woning heeft weggenomen een mobiele telefoon, een geldbedrag, een laptop en/of een hoeveelheid sierraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4]
en/of
(H)
op of omstreeks 19 april 2009, te [plaats 4], in de gemeente [gemeente 2] in/uit een aan of nabij de [straat 4] staande schuur heeft weggenomen een spuitcomputer, een boormachine, een gereedschapskist, een stofzuigerstang, en/of een acculader, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5]
en/of
(I)
in of omstreeks de periode van 19 april 2009 tot en met 20 april 2009, te [plaats 4], in de gemeente [gemeente 2] in/uit een aan of nabij de [straat 5] staande schuur heeft weggenomen een snijbrander, een compressor, een of meer krikken, een doppenset, een slijptol, en/of een luchtsleutelset, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4]
en/of
(J)
op of omstreeks 4 juni 2009, te [plaats 5] in de gemeente [gemeente 4], in/uit een aan of nabij de [straat 6] staande schuur heeft weggenomen een lasapparaat, een of meer gasflessen, een of meer boormachines, een of meer haakse slijpers, een draadsnijmachine, een set doppen sleutels en/of een handcirkelzaag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 5].
2.
hij, op of omstreeks 4 juni 2009, te [plaats 6], in de gemeente [gemeente 2] in ieder geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 393 methadon tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methadon, zijnde methadon een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Vrijspraak ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1B, 1E, 1H en 1I
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die de goederen, genoemd in het ten laste gelegde onder 1B, 1E, 1H en 1I, heeft weggenomen, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1 D, 1G en 1J
De raadsman heeft betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte degene is geweest die de onder 1 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Het hof overweegt als volgt.
1D
Door [slachtoffer 2] is aangifte gedaan van diefstal van gereedschappen uit zijn werkplaats, welke diefstal is gepleegd op 24 januari 2009 tussen 13.15 en 14.15 uur. De zoon van aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat op 24 januari 2009 tussen 13.30 uur en 14.00 uur een man in een blauwe auto, een Mazda 121 naar de garage van [slachtoffer 2] is gereden. Aangever [slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat hij na de diefstal een tankbon heeft gevonden in zijn garage, waarvan hij het vermoeden heeft dat deze van de dader afkomstig zou kunnen zijn, omdat hij zelf nooit bij het betreffende tankstation heeft getankt. Met betrekking tot het bonnetje heeft tankstationhouder [naam] verklaard dat deze afkomstig is van zijn bedrijf. [naam] heeft verklaard dat verdachte, die hij kent en die in een groen-blauwe Mazda met het kenteken [kenteken] rijdt, kort voor het op het bonnetje vermelde tijdstip bij zijn bedrijf heeft getankt. Uit het kentekenoverzicht blijkt dat de auto met het kenteken [kenteken] in de ten laste gelegde periode op naam stond van verdachte.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die het onder 1D ten laste gelegde heeft begaan.
1G
Uit de aangifte van [slachtoffer 4] blijkt dat aangeefster op 1 april 2009 omstreeks 11.15 uur een witte bestelauto, met het kenteken [kenteken] aantrof op haar erf. Aangeefster zag voorts dat er een man bij de auto stond. Na het vertrek van de man bleken er goederen te zijn weggenomen uit de woning van aangeefster. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat de witte bestelauto met voornoemd kenteken op naam staat van het bedrijf [bedrijf]. Dit bedrijf heeft deze auto verhuurd aan twee mannen, waarvan één van de twee mannen zich heeft gelegitimeerd met een rijbewijs op naam van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij de enige is geweest die in de auto heeft gereden tijdens de huurperiode. Gelet op deze bewijsmiddelen acht het hof het ten laste gelegde onder 1G wettig en overtuigend bewezen.
1J
Het hof overweegt dat aangever [benadeelde 5] heeft verklaard dat de diefstal van goederen uit zijn schuur heeft plaatsgevonden op 4 juni 2009 tussen 16.30 en 17.00. Getuige [benadeelde 4] heeft verklaard dat een groen-blauwe Mazda MX3 op 4 juni 2009 omstreeks 16.45 uur met een behoorlijke snelheid van het erf van de familie [benadeelde 5] kwam afrijden. [benadeelde 4] had enkele momenten daarvoor, tussen 16.15 uur en 16.30 uur dezelfde auto op zijn eigen erf gezien en het kenteken, [kenteken], genoteerd. Hij heeft kort met de bestuurder van deze auto gesproken.
Uit het kentekenoverzicht blijkt dat voornoemde auto in de ten laste gelegde periode op naam stond van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij in een Mazda MX 3 rijdt, dat deze blauw van kleur is en dat hij als enige gebruik maakt van de auto. [benadeelde 4] heeft tijdens een fotoconfrontatie verdachte herkend als zijnde de persoon die hij op zijn erf heeft gezien op 4 juni 2009 en die reed in de auto met het bovengenoemde kenteken. Gelet op deze bewijsmiddelen komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 1J ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij, op verschillende tijdstippen in de periode van 5 augustus 2008 tot en met 4 juni 2009, in de gemeenten [gemeente 1] en [gemeente 2] en [gemeente 3] en [gemeente 4], telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe?igening uit na te noemen panden heeft weggenomen de hierna te noemen goederen en geld, toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden,
te weten:
(D)
op 24 januari 2009, te [plaats 7], uit een aan het [straat 2] staande schuur heeft weggenomen een grote hoeveelheid elektrisch gereedschap, toebehorende aan [slachtoffer 2]
en
(G)
op 1 april 2009, te [plaats 3], uit een aan [straat 7] gelegen woning heeft weggenomen een mobiele telefoon, een geldbedrag, een laptop en een hoeveelheid sierraden, toebehorende aan [slachtoffer 4]
en
(J)
op 4 juni 2009, te [plaats 5] in de gemeente [gemeente 4], uit een aan de [straat 6] staande schuur heeft weggenomen een lasapparaat, gasflessen, een of meer boormachines, haakse slijpers, een draadsnijmachine, een set doppen sleutels en een handcirkelzaag, toebehorende aan [benadeelde 5].
2.
hij, op 4 juni 2009, te [plaats 6], in de gemeente [plaats 7][gemeente 2] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 393 methadon tabletten, zijnde methadon een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 D, 1G, 1J en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1D, 1G en 1J: telkens: diefstal;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen van goederen uit schuren bij boerderijen en uit een woning in de provincie Groningen. Met deze diefstallen heeft verdachte veel onrust en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt bij de betreffende bewoners. Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de gedupeerden, maar hij heeft hen ook financiële schade toegebracht.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet, vanwege het in bezit hebben van een groot aantal methadonpillen.
Uit het verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 december 2009, blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder meerdere veroordelingen wegens vermogensdelicten. Desondanks gaat verdachte door met het plegen van strafbare feiten.
Het hof heeft minder feiten bewezen verklaard dan in eerste aanleg. Het hof zal daarom aan verdachte een lagere straf opleggen dan in eerste aanleg is opgelegd en door de advocaat-generaal in hoger beroep is gevorderd.
Het hof is echter, gezien het aantal strafbare feiten dat verdachte heeft gepleegd alsmede de omvangrijke justitiële documentatie van verdachte, van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Het hof is van oordeel dat een gevangenisstraf van 9 maanden passend en geboden is.
Het hof stelt vast dat nu aan verdachte niet de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf wordt opgelegd, de duur van de door verdachte ondergane voorlopige hechtenis de duur van de opgelegde vrijheidsbenemende straf inmiddels heeft overschreden. Het hof zal derhalve de voorlopige hechtenis opheffen en de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte bevelen.
Onttrekking aan het verkeer
Het hof zal de inbeslaggenomen methadonpillen onttrekken aan het verkeer. Met betrekking tot deze pillen is een strafbaar feit begaan en deze pillen zijn van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Het hof zal eveneens de inbeslaggenomen boksbeugel aan het verkeer onttrekken, nu deze van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Teruggave inbeslaggenomen goederen
Ten aanzien van het onder verdachte inbeslaggenomen gereedschap zal het hof gelasten dat dit zal worden teruggegeven aan verdachte.
Benadeelde partijen
[benadeelde 1] en [benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zich in het geding in eerste aanleg hebben gevoegd in verband met het onder 1b ten laste gelegde en dat hun vorderingen in eerste aanleg geheel zijn toegewezen. Derhalve duren de voegingen ter zake van hun gehele vorderingen tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1B, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dienen de benadeelde partijen, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in hun vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de benadeelde partijen in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
[benadeelde 3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof tijdens is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde 3], als gemachtigde van [slachtoffer 5], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd in verband met het onder 1H ten laste gelegde en dat de vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1H, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
[benadeelde 4]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde 4] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1I, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
[benadeelde 5]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde 5] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd in verband met het onder 1J ten laste gelegde en dat zijn vordering (ten bedrage van € 2.372,-) in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft door het onder 1J bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade geleden, welke schade aan de verdachte kan worden toegerekend. Het hof zal de vordering toewijzen nu deze niet is bestreden en deze het hof niet onredelijk of ongegrond voorkomt.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1A, 1C en 1F ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor het overige en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1B, 1E, 1H en 1I ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1D, 1G, 1J en 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1D, 1G, 1J en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van negen maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte;
beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte;
gelast de teruggave aan verdachte van:
gereedschap;
verklaart aan het verkeer onttrokken:
verdovende middelen;
boksbeugel;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 1] in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 2] in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 3] in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 4] in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 5], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweeduizend driehonderdtwee?nzeventig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde 5] gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeduizend driehonderdtwee?nzeventig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 5], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drie?ndertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. A.J. Rietveld en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde mr. G.J. Niezink buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.