ECLI:NL:GHLEE:2010:BM0575

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.042.914/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Idsardi
  • J. Melssen
  • M. Kostense
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg convenant en betaling partneralimentatie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, gaat het om de uitleg van een scheidingsconvenant en de betaling van partneralimentatie. De vrouw, appellante, had in eerste aanleg verzocht om een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud, welke door de rechtbank was afgewezen. In hoger beroep verzocht de vrouw om de eerdere beschikking te vernietigen en een bijdrage van € 240,-- per maand te bepalen, met terugwerkende kracht vanaf 15 december 2008.

De partijen waren ooit gehuwd en hebben samen drie kinderen, waarvan er twee minderjarig zijn. De vrouw verzocht de rechtbank om de door de man te betalen partner- en kinderalimentatie vast te stellen. De rechtbank had echter de aanvraag voor partneralimentatie afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep. De geschilpunten betroffen de uitleg van het scheidingsconvenant en de hoogte van de partneralimentatie.

Het hof oordeelde dat de man geen draagkracht had om de overeengekomen partnerbijdrage van € 500,-- te betalen, maar dat de vrouw haar vordering had verlaagd tot € 240,-- per maand. Het hof stelde vast dat de man de voormalige echtelijke woning op 15 december 2008 had verlaten en dat vanaf die datum partijen ieder voor zich een eigen huishouding voerden. Het hof oordeelde dat de overeengekomen betalingsverplichting van de man op deze datum inging.

Uiteindelijk vernietigde het hof de eerdere beschikking voor zover het de partneralimentatie betrof en bepaalde dat de man de vrouw een bijdrage van € 240,-- per maand gedurende zes maanden moest betalen, met terugwerkende kracht vanaf 15 december 2008. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof wees het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

Beschikking d.d. 1 april 2010
Zaaknummer 200.042.914
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.E.I. Bazuin, kantoorhoudende te Heerenveen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A. Szirmai, kantoorhoudende te Heerenveen.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 3 juni 2009, verbeterd bij beschikking van 30 september 2009, heeft de rechtbank Leeuwarden - voor zover voor dit hoger beroep van belang - het verzoek van de vrouw, om een door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud vast te stellen, afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 3 september 2009, heeft de vrouw verzocht de beschikking van 3 juni 2009 te vernietigen voor zover het de door de man te betalen partneralimentatie betreft en opnieuw beslissende te bepalen dat de man met ingang van 15 december 2008 aan haar een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud van € 240,-- per maand dient te voldoen, althans een zodanig hoger bedrag dan nihil en met ingang van een zodanige datum als het hof juist acht.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 30 oktober 2009, heeft de man het verzoek bestreden en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een faxbericht met bijlagen van 22 februari 2010 van mr. Bazuin.
Ter zitting van 23 februari 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vrouw en de man, beiden bijgestaan door hun advocaat.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit dit huwelijk zijn twee thans nog minderjarige kinderen en één thans meerderjarig kind geboren. Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over deze kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
2. Bij scheidingsconvenant van 20 juni 2008 hebben partijen te kennen gegeven te wensen dat hun huwelijk wordt omgezet in een geregistreerd partnerschap door omzetting in de registers van de burgerlijke stand te [woonplaats], waarna zij hun geregistreerd partnerschap wensen te beëindigen door inschrijving in genoemde registers te [woonplaats].
3. Op 25 juni 2008 is het huwelijk van partijen omgezet in een geregistreerd partnerschap, waarna dit geregistreerd partnerschap op diezelfde datum is beëindigd.
4. Bij het scheidingsconvenant hebben partijen onder meer afspraken gemaakt omtrent de door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw en de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen.
5. In haar inleidend verzoek heeft de vrouw de rechtbank verzocht de door de man te betalen partner- en kinderalimentatie te bepalen op de overeengekomen bedragen. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank - voor zover voor dit hoger beroep van belang - het verzoek van de vrouw om partneralimentatie afgewezen. De vrouw is tegen deze beslissing in hoger beroep gekomen.
De geschilpunten
6. De geschilpunten tussen partijen betreffen:
• de uitleg van het scheidingsconvenant;
• de hoogte van de door de man te betalen partneralimentatie.
De overwegingen
De omvang van het geschil
7. Ter zitting is gebleken dat partijen het er over eens zijn dat de vordering van de vrouw zich beperkt tot de in het scheidingsconvenant overeengekomen zes maanden. Het hof zal zich bij de beoordeling van de zaak dan ook beperken tot deze duur.
De uitleg van het scheidingsconvenant
8. De tekst van artikel 1 lid 1 van het scheidingsconvenant luidt als volgt:
De partijen komen overeen dat indien en zodra partijen ieder voor zich een eigen huishouding voeren, de man een alimentatie aan de vrouw zal betalen maandelijks bij vooruitbetaling op de eerste dag van iedere maand groot vijfhonderd euro (€ 500,00) bruto, zulks gedurende 6 maanden. Na het verstrijken van deze termijn wordt de vrouw geacht voldoende gelegenheid te hebben gekregen in haar eigen levensonderhoud te voorzien.
9. Gelet op dit artikel is de ingangsdatum van de betalingsverplichting van de man in het convenant bepaald op de datum waarop partijen ieder voor zich een eigen huishouding voeren. Partijen verschillen echter van mening over wat onder een eigen huishouding moet worden verstaan. Naar de mening van de vrouw zijn partijen ieder voor zich een eigen huishouding gaan voeren op het moment waarop de man de voormalige echtelijke woning had verlaten en de vrouw daar nog steeds woonde. Volgens haar maakt de omstandigheid, dat de man in die tijd de lasten van de voormalige echtelijke woning is blijven voldoen, dat niet anders.
10. De man betwist dit standpunt van de vrouw. Hij is van mening dat de door partijen gesloten beëindigingsovereenkomst niet ziet op de situatie waarin de man de woning heeft verlaten, maar nog wel de lasten van de woning, het gemeenschappelijk eigendom van partijen, ieder voor de helft, voldoet. Volgens hem kan in deze situatie niet worden gesproken van 'ieder een eigen huishouding voor zich', zodat de ingangsdatum van de overeengekomen partneralimentatie ligt op het moment waarop de vrouw de echtelijke woning heeft verlaten en haar eigen woonlasten is gaan voldoen.
11. Naar het oordeel van het hof dient onder 'ieder een eigen huishouding voor zich' de situatie te worden verstaan waarbij partijen duurzaam gescheiden wonen. Het hof is met de vrouw van oordeel dat het daarvoor niet noodzakelijk is een volledig gescheiden financiële huishouding te hebben. Immers ook wanneer de man partneralimentatie betaalt, draagt hij daarmee bij in de woonlasten van de vrouw. Voor de bepaling van de ingangsdatum van de betalingsverplichting van de man is derhalve niet van belang dat hij de lasten van de woning is blijven voldoen op het moment dat hij de voormalige echtelijke woning verliet en de vrouw in de woning is blijven wonen. Tussen partijen staat vast dat de man de voormalige echtelijke woning op 15 december 2008 heeft verlaten en dat hij daar niet eerder is teruggekeerd dan met ingang van de datum waarop de vrouw de woning definitief had verlaten. Vanaf 15 december 2008 voeren zij dan ook ieder voor zich een eigen huishouding. De tussen partijen overeengekomen betalingsverplichting van de man is derhalve op 15 december 2008 ingegaan.
12. Voor zover de man bedoelt te stellen dat hij met betaling van de woonlasten van de vrouw heeft voldaan aan de overeengekomen alimentatieverplichting kan het hof hieraan geen gevolgen verbinden nu de man zich niet op verrekening heeft beroepen.
De hoogte van de door de man te betalen bijdrage
13. De man stelt geen draagkracht te hebben om enige bijdrage aan de vrouw ten behoeve van haar levensonderhoud te kunnen voldoen. Volgens hem heeft er geen draagkrachtberekening ten grondslag gelegen aan de overeengekomen partnerbijdrage van € 500,-- bruto per maand. Daarmee heeft de overeenkomst van meet af aan niet aan de wettelijke maatstaven voldaan. De overeenkomst dient volgens de man daarom te worden gewijzigd. Gelet op de draagkrachtberekening van de rechtbank is de man van mening dat hij geen draagkracht heeft om, naast de in de bestreden beschikking vastgestelde kinderalimentatie, nog enig bedrag aan partneralimentatie te voldoen.
14. De vrouw wijst erop dat de man voorafgaand aan de vaststelling van het scheidingsconvenant heeft laten uitzoeken hoeveel hij aan partneralimentatie kon betalen. Naar de mening van de vrouw kan de man daarom nu niet op de gemaakte afspraak terugkomen. Wel stelt zij dat partijen bij het maken van de afspraak geen rekening hebben gehouden met de omstandigheid dat de man extra woonlasten zou hebben, omdat de vrouw wegens het ontbreken van vervangende huisvesting de echtelijke woning nog niet kon verlaten en de man derhalve elders moest verblijven. Nu de man heeft gesteld dat hij voor zijn eigen woonruimte in die periode een bedrag van € 260,-- per maand betaalde, is de vrouw van mening dat dit bedrag in mindering dient te worden gebracht op de overeengekomen partneralimentatie. Zij heeft haar vordering dan ook verlaagd tot € 240,-- per maand gedurende zes maanden.
15. Het hof stelt voorop dat het partijen vrijstaat om bij het overeenkomen van een partnerbijdrage af te wijken van de wettelijke maatstaven. Gelet op deze vrijheid kan een bij overeenkomst afgesproken partnerbijdrage - anders dan een bij rechterlijke uitspraak opgelegde partnerbijdrage - niet worden gewijzigd indien sprake is van het van meet af aan niet voldoen aan de wettelijke maatstaven. Op grond van het vijfde lid van artikel 1:401 BW kan een dergelijke overeenkomst alleen dan worden gewijzigd indien is gesteld en aangetoond dat deze is aangegaan met grove miskenning (onderstreping toevoeging hof) van de wettelijke maatstaven.
16. Het hof overweegt dat de man uitsluitend heeft gesteld dat de overeengekomen partnerbijdrage nooit heeft voldaan aan de wettelijke maatstaven, nu daaraan geen draagkrachtberekening ten grondslag heeft gelegen. Hij heeft echter gesteld noch aannemelijk gemaakt dat er sprake is van de strengere norm van een grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Gelet hierop dient het verzoek van de man tot wijziging van de door hem te betalen partnerbijdrage te worden afgewezen. Nu de vrouw haar vordering heeft verlaagd tot een bijdrage van
€ 240,-- per maand, zal het hof bepalen dat de man die bijdrage gedurende zes maanden dient te voldoen.
Slotsom
17. De beschikking waarvan beroep dient gedeeltelijk te worden vernietigd en er zal opnieuw worden beslist zoals hieronder aangegeven.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover het de door de man te betalen partneralimentatie betreft;
en in zoverre opnieuw beslissende:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 15 december 2008 voor de duur van zes maanden op € 240,-- per maand;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven door mrs. Idsardi, voorzitter, Melssen en Kostense, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 april 2010 in bijzijn van de griffier.