ECLI:NL:GHLEE:2010:BM1302

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002157-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift met betrekking tot uitkeringsaanvraag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 14 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in 1948 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had op de daartoe bestemde formulieren verzuimd om relevante gegevens op te geven die van belang waren voor de beoordeling van zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet. Het benadelingsbedrag bedroeg bijna € 16.000,-. De politierechter in de rechtbank Groningen had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven. De verdachte is tijdig in hoger beroep gekomen, maar verscheen niet ter terechtzitting, waarop het hof verstek verleende. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan. De bewezenverklaring betreft het meermalen valselijk opmaken van formulieren die bestemd waren om tot bewijs van feiten te dienen, met het oogmerk om deze geschriften als echt en onvervalst te gebruiken. Het hof heeft de verdachte strafbaar geacht en geen strafuitsluitingsgronden aanwezig geacht. Bij de strafmotivering heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

Uiteindelijk heeft het hof de op te leggen straf bepaald op 95 uren werkstraf, rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn van 5 maanden. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 95 uren, met de bepaling dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis voor de duur van 47 dagen zal worden toegepast. Dit arrest is gewezen door een meervoudige strafkamer van het hof, met mr. P. Koolschijn als voorzitter, en is geregistreerd onder parketnummer 24-002157-09.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002157-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-050777-04
Arrest van 14 april 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1948] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 2 juni 2009 het arrest van dit gerechtshof van 25 juli 2006 vernietigd en de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaard. Het arrest van het hof was gewezen in hoger beroep van een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 14 februari 2005. De zaak zal op het bestaande hoger beroep opnieuw worden berecht en afgedaan.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep d.d. 31 maart 2010, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair
50 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 20 juni 2002 tot en met 15 december 2003, in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) een geschrift, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten een formulier (Inlichtingenformulier en/of Maandelijkse verklaring Abw) van of vanwege de (dienst Sociale Zaken en Werk van de) gemeente [gemeente], waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van verdachtes bezittingen en/of vermogen en/of van de inkomsten van verdachte over de periode waarop dat/die formulier(en) betrekking had(den) - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk op dat/die formulieren niet vermeld of doen vermelden (zakelijk weergegeven) dat verdachte in de periode waarop dat/die formulier(en) betrekking had(den) inkomsten had genoten en/of dat verdachte in de periode waarop dat/die formulier(en) betrekking had(den) bezittingen had en/of over vermogen beschikte en/of (telkens) dat/die formulier(en) van een handtekening, althans een ondertekend voorzien, zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in of omstreeks de periode van 20 juni 2002 tot en met 15 december 2003, in de gemeente [gemeente], meermalen, telkens een geschrift, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten een formulier (Inlichtingenformulier en/of Maandelijkse verklaring Abw) van of vanwege de (dienst Sociale Zaken en Werk van de) gemeente [gemeente], waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van verdachtes bezittingen en/of vermogen en/of van de inkomsten van verdachte over de periode waarop die formulieren betrekking hadden - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk op die formulieren niet vermeld of doen vermelden (zakelijk weergegeven) dat verdachte in de periode waarop die formulieren betrekking hadden inkomsten had genoten en/of dat verdachte in de periode waarop die formulieren betrekking hadden bezittingen had en/of over vermogen beschikte en die formulieren van een handtekening voorzien, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in of omstreeks de periode van 20 juni 2002 tot en met
15 december 2003 meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Verdachte ontving in die periode een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet en verzuimde op de daartoe bestemde formulieren opgave te doen van zijn bezittingen en/of vermogen en/of de door hem in die periode genoten inkomsten.
Door aldus relevante gegevens aan de gemeente te onthouden, heeft verdachte die gemeente de mogelijkheid ontnomen om volledig inzicht te krijgen in feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van (de hoogte van) zijn aanspraak op die uitkering. Verdachte heeft door zijn handelen misbruik gemaakt van het sociale zekerheidsstelsel. Het (bruto) benadelingsbedrag bedroeg bijna € 16.000,-.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21 januari 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van een misdrijf.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is een werkstraf van 100 uren - zoals door de advocaat-generaal gevorderd - passend en geboden. Het hof stelt echter vast dat de redelijke termijn bij de inzending van de stukken door het hof naar de Hoge Raad met vijf maanden is overschreden. Deze overschrijding is niet gecompenseerd door een voortvarende behandeling van de zaak door de Hoge Raad. Gelet hierop zal het hof een werkstraf voor de duur van 95 uren opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijfennegentig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zevenenveertig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoekstra als griffier.