ECLI:NL:GHLEE:2010:BM1707

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
20 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001784-07
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Heins
  • A. Sekeris
  • J. van Stempvoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering medewerking aan ademanalyse en gevolgen voor rijbevoegdheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 20 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1964 en woonachtig in Nederland, was eerder ontslagen van alle rechtsvervolging door de politierechter, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. De verdachte was beschuldigd van het weigeren om medewerking te verlenen aan een ademanalyse, wat in strijd is met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 januari 2007, als bestuurder van een voertuig, niet heeft voldaan aan de verplichting om ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat. Het verweer van de verdachte dat hij het bevel niet heeft begrepen, werd verworpen. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van de eisen die aan hem werden gesteld, ondanks zijn beroep op taalproblemen tijdens de communicatie met de politie. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 900 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden. De beslissing is genomen met inachtneming van de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de financiële situatie van de verdachte. De geldboete mag in termijnen worden betaald, en de tijd dat het rijbewijs is ingevorderd, wordt in mindering gebracht op de ontzegging.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001784-07
Parketnummer eerste aanleg: 17-745022-07
Arrest van 20 april 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 29 juni 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. J.L.J. Apeldoorn, advocaat te Rijswijk.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens het onder 1 ten laste gelegde misdrijf ontslagen van alle rechtsvervolging en hem ter zake van het onder 2 ten laste gelegde misdrijf vrijgesproken.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep d.d. 3 oktober 2008, 16 juni 2009 en 6 april 2010, alsmede op het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Uit de processtukken is gebleken dat verdachte dusdanig tijdig op de hoogte is gekomen van het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep als nodig is voor de voorbereiding van een adequate verdediging. Derhalve is het hof van oordeel, dat aan de strekking van het bepaalde in artikel 409, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, ondanks het feit dat het hoger beroep niet aan verdachte is betekend.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit zal vrijspreken en hem ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 900,= en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden. De advocaat-generaal heeft bij zijn vordering rekening gehouden met het lange tijdsverloop sedert het plegen van het onder 1 ten laste gelegde feit.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2007, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een persoon te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2007, te of bij [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Het hof leest het woord "persoon" in het onder 1 ten laste gelegde verbeterd in "personenauto". Hier is, gelet op de inhoud van de op bedoeld feit betrekking hebbende stukken, sprake van een kennelijke misslag. Door de verbeterde lezing kan verdachte in zijn door de dagvaarding beschermde belangen niet zijn geschaad, met name niet nu hij zowel bij de politie als bij de politierechter er telkens van heeft blijk gegeven te weten wat hem wordt verweten.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig bewezen dat verdachte op 22 januari 2007 door het gebruik van alcohol - al dan niet in combinatie met het gebuik van een andere stof - niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Derhalve moet verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 22 januari 2007, in de gemeente [gemeente], als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
onder 1:
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
De raadsman heeft ter zitting van het hof met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde het navolgende aangevoerd. De verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij niet strafbaar is. Weliswaar is verdachte op het politiebureau door verbalisant [verbalisant] met behulp van een tolkentelefoon in de Duitse taal bevolen zijn medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, maar verdachte heeft die tolk niet goed kunnen verstaan, omdat de luidspreker van de telefoon niet goed functioneerde. De verdachte heeft dan ook niet begrepen wat de politie van hem verlangde.
De getuige [verbalisant] heeft ter zitting van het hof - zakelijk weergegeven - verklaard, dat hij verdachte met behulp van een tolkentelefoon in de Duitse taal heeft bevolen zijn medewerking te verlenen aan een ademonderzoek en hem heeft meegedeeld dat weigering van dat ademonderzoek een misdrijf zou opleveren. De tolk heeft dat bevel en die weigering door de telefoon in de Duitse taal aan verdachte uitgelegd. Tijdens deze vertolking stond de luidspreker van de telefoon ingeschakeld. De tolk was door die luidspreker duidelijk te horen en was goed verstaanbaar, aldus de getuige.
Op grond van voormelde verklaring van [verbalisant] acht het hof niet aannemelijk geworden dat verdachte niet heeft begrepen wat de politie van hem verlangde.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte is op 22 januari 2007 bevolen zijn medewerking te verlenen aan de ademanalyse. Verdachte heeft geen gevolg aan dit bevel gegeven, waardoor het onderzoek niet tot resultaat heeft geleid. Zodoende heeft verdachte de handhaving van de verkeerswetgeving belemmerd.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 februari 2010 blijkt, dat verdachte in Nederland niet eerder ter zake van het plegen van strafbare feiten is veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande, mede aansluiting zoekende bij de landelijk gehanteerde ori?ntatiepunten "Art. 8 WVW1994 rijden onder invloed auto's en motoren", waarin in de toelichting is vermeld dat weigering van de ademanalyse (artikel 163 WVW 1994) in beginsel overeenkomstig schaal IX (€ 1.000,= en 9 maanden OBM) van de tabel in genoemde oriëntatiepunten wordt afgedaan, en mede in aanmerking genomen het lange tijdsverloop sedert het plegen van het feit, acht het hof de oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete van € 900,= en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden niet alleen gerechtvaardigd, maar ook passend en geboden.
Gelet op verdachtes - geringe - financi?le draagkracht ziet het hof aanleiding te bepalen dat verdachte de geldboete in zes opeenvolgende tweemaandelijkse termijnen elk groot € 150,= mag voldoen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van negenhonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van achttien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in zes opeenvolgende tweemaandelijkse termijnen elk groot honderdvijftig euro;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van acht maanden;
beveelt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, op de duur van de ontzegging geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Heins, voorzitter, mr. Sekeris en mr. Van Stempvoort, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Van Stempvoort buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
-