Parketnummer: 24-000279-07
Parketnummer eerste aanleg: 17-821102-06 en 17-714085-05 (tul)
Arrest van 6 april 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 24 januari 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. T.W. Delhaye, advocaat te Burgum.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van de meervoudige strafkamer d.d. 23 maart 2010, van de enkelvoudige kamer van dit hof d.d. 5 februari 2010 en op het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete (hoogte te bepalen door het hof) en de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden d.d. 10 februari 2006 voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid zal afwijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 19 november 2006, te of bij [plaats], (in elk geval) in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), voor het besturen waarvan een rijbewijs vereist was, en er sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, dit motorrijtuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 130 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 19 november 2006, te [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), voor het besturen waarvan een rijbewijs vereist was, en er sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, dit motorrijtuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 130 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 8, derde lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 19 november 2006 als beginnend bestuurder een personenauto bestuurd, terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank. Zijn ademalcoholgehalte bleek bij onderzoek 130 ?g/l te zijn. Door het plegen van dit feit heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 maart 2010 blijkt, dat sprake is van tweemaal recidive in een periode van vijf jaren voorafgaand aan het onderhavige feit.
Op grond van het vorenstaande, mede in aanmerking nemende de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten straftoemeting "rijden onder invloed motorrijtuigen beginnend bestuurder" en de geringe financiële draagkracht van verdachte, acht het hof de oplegging van de door de politierechter opgelegde geldboete van € 300,= passend en geboden.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden d.d. 10 februari 2006 is verdachte veroordeeld tot onder meer een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Gebleken is dat voormeld vonnis op 10 februari 2010 onherroepelijk is geworden en dat op 25 februari 2006 de proeftijd is ingegaan.
De officier van justitie heeft d.d. 30 november 2006 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde bijkomende straf, omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, zoals ten laste gelegd in de dagvaarding met parketnummer 821102-06 (het thans bewezen verklaarde feit).
Nu gebleken is dat verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van voormelde proeftijd, is het hof van oordeel, dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast van bedoelde bijkomende straf.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder met name het belang bij behoud van zijn werk, zoals daarvan ter zitting van het hof is gebleken, ziet het hof aanleiding om aan het verzoek van verdachte om een geclausuleerde rijontzegging tegemoet te komen. De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde bijkomende straf zal derhalve worden gelast op na te melden wijze.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van driehonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zes dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden d.d. 10 februari 2006 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden , met dien verstande dat de ontzegging niet geldt ten aanzien van het besturen van een landbouwtrekker ter uitvoering van aan veroordeelde in dienstverband opgedragen werkzaamheden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Heins, voorzitter, mr. Lahuis en mr. Rietveld, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier.