ECLI:NL:GHLEE:2010:BM1977

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002383-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en vernieling met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 6 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling en vernieling, gepleegd op 16 juli 2009. De verdachte had tijdens een verhitte discussie een tafel tegen het slachtoffer, [slachtoffer], gegooid, wat resulteerde in letsel en pijn voor het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte een stoel vernield door deze tegen de muur te trappen. De politierechter had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een werkstraf van 60 uren opgelegd. De advocaat-generaal had in hoger beroep een werkstraf van 40 uren geëist, maar het hof oordeelde dat dit onvoldoende recht deed aan de feiten en omstandigheden van de zaak.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte woont samen met zijn ex-partner en heeft de zorg voor hun kinderen, maar kampt met financiële problemen. Het hof heeft besloten om de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met daarnaast een werkstraf van 60 uren. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, en de benadeelde partij kan haar vordering alleen bij de burgerlijke rechter indienen. Het hof heeft de kosten van het geding voor de benadeelde partij op nihil vastgesteld.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002383-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-820320-09
Arrest van 6 april 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 23 september 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.A. Veenstra, advocaat te Joure.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, heeft een maatregel opgelegd en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij ad € 225,= geheel zal toewijzen en ter zake van dat bedrag een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen, subsidiair 4 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 16 juli 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een tafel tegen een persoon (te weten [slachtoffer]), heeft geduwd of gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 16 juli 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een stoel en of een muur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Bespreking verweer
Door en namens verdachte is ter zitting van het hof aangevoerd, dat het onder 1 ten laste gelegde een ongelukje is geweest en dat verdachte niet het opzet heeft gehad om [slachtoffer] te mishandelen. Aangevoerd is dat verdachte tegenover [slachtoffer] zat aan de lange kant van de tafel en hij had zijn benen onder de tafel. Na een heftige discussie is verdachte plotseling opgestaan, waarbij zijn benen de onderkant van de tafel hebben geraakt. Daardoor is de tafel omhoog gedrukt en gekanteld in de richting van [slachtoffer]. [slachtoffer] heeft daarbij het tafelblad op haar benen gekregen. Als gevolg daarvan heeft zij letsel opgelopen en pijn ondervonden.
Het hof verwerpt dit verweer op grond van het navolgende.
Aangeefster [slachtoffer] heeft op 16 juli 2009 tegenover de politie - zakelijk weergegeven - verklaard:
Toen verdachte op 16 juli 2009 bij mij op kantoor kwam, zag ik dat hij behoorlijk opgefokt was. Hij maakte een hele gespannen indruk op mij. Ik heb hem meegenomen naar mijn kamer om daar de zaak met hem te bespreken. Hij nam plaats aan een grote houten tafel. Ik ben tegenover hem aan die tafel gaan zitten. Wij hebben aan die tafel met elkaar over de zaak gesproken. Ik zag en hoorde dat hij druk praatte, soms met iets stemverheffing, en dat hij boos was. Op een gegeven moment zag en hoorde ik dat hij al vloekend met beide armen de tafel oppakte en deze over mij heen gooide. Ik kreeg het tafelblad over mij heen en kon deze met mijn armen afweren. De tafel gleed naar beneden, waardoor deze op mijn benen terecht kwam. Tengevolge daarvan voelde ik direct pijn aan mijn been en heb ik een schaafplek op mijn rechterbeen opgelopen.
Op grond van deze verklaring tezamen met de grootte van de tafel - zoals waarneembaar op de foto in het proces-verbaal - acht het hof bewezen dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die tafel [slachtoffer] op enig lichaamsdeel zou kunnen raken, waardoor zij letsel zou kunnen bekomen en/of pijn zou kunnen ondervinden en dat er geen sprake is van een ongelukje zoals door verdachte aangevoerd
Derhalve acht het hof bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft mishandeld.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 16 juli 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een tafel tegen een persoon te weten [slachtoffer] heeft gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
2.
hij op 16 juli 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een stoel en een muur, toebehorende aan [benadeelde], heeft vernield of beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1:
mishandeling;
onder 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte was zeer teleurgesteld over de wijze waarop hij en zijn ex-partner door een advocatenkantoor zijn bijgestaan in een conflict met de school van hun zoontje. Teleurgesteld en boos is verdachte onaangekondigd naar het advocatenkantoor gegaan waar hij door mr. [slachtoffer] op haar kamer is ontvangen. Daar heeft verdachte aan zijn frustraties uiting gegeven door een tafel over [slachtoffer] heen te gooien die op haar benen terecht kwam. Als gevolg daarvan heeft zij pijn ondervonden en een schaafplek op haar rechterbeen opgelopen. Verdachte is daarop boos de kamer uitgelopen en heeft in de gang een houten stoel vernield door deze tegen de muur/wand te trappen. Als gevolg daarvan zijn twee deuken in de muur ontstaan.
Door het plegen van deze feiten heeft verdachte niet alleen de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden, maar heeft hij ook goederen van een ander vernield en beschadigd.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 maart 2010 blijkt, dat verdachte meermalen ter zake van gewelds- en agressiedelicten is veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande en mede in aanmerking de landelijk gehanteerde ori?ntatiepunten "Art. 300 Sr eenvoudige mishandeling" rechtvaardigt het onder 1 bewezen verklaarde feit alleen al de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en het hof is van oordeel dat deze straf in beginsel ook opgelegd zou moeten worden.
Het hof heeft evenwel ook de volgende omstandigheden in aanmerking genomen.
Verdachte woont inmiddels weer samen met zijn ex-partner en samen hebben zij de zorg voor hun dochter en zoon voornoemd. De zoon heeft als gevolg van de schoolproblemen een behoorlijke leerachterstand opgelopen. Deze schoolproblemen zijn nog steeds niet opgelost. Een en ander heeft er in geresulteerd, dat verdachte, die geen werk heeft, zijn zoon elke schooldag van en naar school brengt. Verdachte geniet een uitkering, waarvan hij met zijn gezin moet leven, en heeft schulden. Financieel gezien kan verdachte net het hoofd boven water houden.
Na het plegen van de bewezen verklaarde feiten is verdachte niet wederom met justitie in aanraking gekomen.
Op grond van het al vorenstaande, in samenhang beschouwd, zal het hof evenals de politierechter in eerste aanleg de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met daarnaast 60 uren werkstraf.
De door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf voor de duur van 40 uren doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de feiten en omstandigheden die het hof van belang oordeelt voor de op te leggen straf zoals hiervoor overwogen.
Benadeelde partij [benadeelde]
Gebleken is dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Namens verdachte is tegen de vordering gemotiveerd verweer gevoerd. Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Rietveld, voorzitter, mr. Lahuis en mr. Heins, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier.