ECLI:NL:GHLEE:2010:BM2677

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000902-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor winkeldiefstal met gewijzigde persoonlijke omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 22 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1951 en woonachtig in [woonplaats], was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. C. Eenhoorn. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld voor winkeldiefstal, waarbij hij op 20 november 2008 in de gemeente Groningen vier tubes tandpasta had weggenomen uit een winkel. De verdachte had tijdig hoger beroep aangetekend tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van twee weken. Het hof heeft echter besloten het vonnis van de politierechter te vernietigen en opnieuw recht te doen. Het hof achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en kwalificeerde dit als diefstal. De verdachte werd als strafbaar beschouwd, zonder dat er strafuitsluitingsgronden aanwezig waren.

Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn deelname aan een dagbestedingsproject voor mensen met verslavingsproblemen en het succesvol uitvoeren van een eerder opgelegde werkstraf. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten om een werkstraf op te leggen van veertig uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van twintig dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft aldus de eerdere veroordeling van de politierechter herzien en een mildere strafmodaliteit gekozen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000902-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-654738-08
Arrest van 22 april 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 23 maart 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1951] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf van twee weken.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 20 november 2008, in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 4 tubes tandpasta, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat,
hij op of omstreeks 20 november 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk 4 tubes tandpasta, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 november 2008, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 4 tubes tandpasta, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 20 november 2008 schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor winkeliers veel hinder en schade oplevert. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het desbetreffende winkelbedrijf.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 maart 2010 - vele malen eerder is veroordeeld voor winkeldiefstal, tot zowel werkstraffen, recent nog in juni en december 2009, als gevangenisstraffen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - zoals opgelegd door de rechter in eerste aanleg en gevorderd door de advocaat-generaal - een passende bestraffing is. Gelet op hetgeen omtrent verdachtes gewijzigde persoonlijke omstandigheden ter terechtzitting van het hof door de raadsman van verdachte naar voren is gebracht, ziet het hof echter aanleiding om hiervan af te zien. Volgens de raadsman is er de afgelopen periode meer balans in het leven van verdachte gekomen aangezien verdachte sinds enige tijd elke dag in het Twaalfde Huis vertoeft, zijnde een dagbestedingproject voor mensen met verslavingsproblemen. Daarnaast is gebleken dat verdachte een recent opgelegde werkstraf succesvol heeft uitgevoerd. Het hof ziet in deze omstandigheden aanleiding om hem een - door de raadsman verzochte - werkstraf op te leggen. Aangezien een werkstraf als een mildere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf is te beschouwen, zal de duur van de op te leggen werkstraf - gerekend naar de vaste omrekenmaatstaven - langer zijn dan de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier.