ECLI:NL:GHLEE:2010:BM2765

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002929-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ongewenstverklaring en veroordeling voor winkeldiefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1984 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor misdrijven, waaronder de overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht en winkeldiefstal in vereniging. De verdachte is in hoger beroep gekomen, maar verscheen niet ter terechtzitting. Het hof heeft verstek verleend en de vordering van de advocaat-generaal om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, werd afgewezen. Het hof oordeelde dat de beschikking tot ongewenstverklaring van de verdachte pas op 6 juni 2008 in werking was getreden, terwijl de tenlastelegging betrekking had op een datum vóór deze inwerkingtreding, namelijk 5 juni 2008. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht.

Wat betreft de winkeldiefstal, oordeelde het hof dat de verdachte samen met een ander een mobiele telefoon had gestolen uit een winkel. Het hof achtte dit feit wettig en overtuigend bewezen en kwalificeerde het als diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte had eerder veelvuldig soortgelijke strafbare feiten gepleegd. Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, werd de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van het hem onder 1 ten laste gelegde, maar verklaarde het onder 2 ten laste gelegde bewezen en strafbaar.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002929-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-652623-08
Arrest van 26 april 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 21 november 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep op grond van - zo begrijpt het hof - het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte noch schriftelijk noch mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hof overweegt met betrekking tot de vordering van de advocaat-generaal het volgende.
Verdachte is bij vonnis van 21 november 2008 veroordeeld door de politierechter in de rechtbank Groningen. Namens verdachte is op 3 december 2008 hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld. In het dossier bevindt zich eveneens een appelschriftuur d.d. 11 december 2008, die op 12 december 2008 ter griffie van diezelfde rechtbank is ontvangen. In deze appelschriftuur wordt een tweetal concrete bezwaren tegen het vonnis in eerste aanleg aangevoerd.
Gelet op vorengaande kan geen toepassing worden gegeven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd. Nu ook anderszins niet is gebleken van omstandigheden die dienen te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van verdachte, acht het hof verdachte ontvankelijk in zijn hoger beroep.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - met verbeterde lezing van kennelijke taal- en/of schrijffouten - ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 5 juni 2008, in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
2.
hij op of omstreeks 5 juni 2008, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Vrijspraak
Verdachte wordt onder 1 - kort gezegd - verweten dat hij op 5 juni 2008 als vreemdeling in Nederland heeft verbleven, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij op dat moment tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
In het procesdossier bevindt zich een afschrift van de beschikking waarin het besluit wordt genomen verdachte op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling te verklaren. Deze beschikking is gedateerd op 21 januari 2008. Het dossier bevat tevens een afschrift van een uitreikingsblad, waaruit is gebleken dat vorenbedoelde beschikking (pas) op 6 juni 2008 aan verdachte in persoon is uitgereikt. Bekendmaking van het besluit op een andere geschikte wijze als bedoeld in artikel 67, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 is uit het dossier niet gebleken.
Ingevolge artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Op grond van het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt bekendmaking van vorenbedoelde beschikking door toezending of uitreiking van het besluit aan de belanghebbende.
Een en ander is overigens ook omschreven in de betreffende beschikking. De tekst onder het kopje 'Rechtsgevolgen van deze beschikking' luidt - voor zover van belang - :
"De afwijzing van de aanvraag en de ongewenstverklaring hebben, gelet op artikel 67, derde lid, van de Vreemdelingenwet, tot gevolg dat betrokkene na bekendmaking van de beschikking geen rechtmatig verblijf in Nederland kan hebben."
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat vorenbedoelde beschikking op 6 juni 2008 in werking is getreden en dat verdachte vanaf die dag geen rechtmatig verblijf in Nederland had. Nu in de tenlastelegging een datum wordt genoemd die vóór 6 juni 2008 ligt, te weten 5 juni 2008, op welke datum verdachte ter zake van overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht is aangehouden, acht het hof het aan verdachte ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Het hof zal verdachte derhalve vrijspreken van het hem onder 1 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 juni 2008, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 5 juni 2008 samen met een ander schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. In de [bedrijf] heeft verdachte een mobiele telefoon gestolen door deze in een daarvoor geprepareerde tas te stoppen. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het winkelbedrijf [bedrijf].
Uit een verdachte betreffende uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 26 januari 2010 blijkt, dat verdachte eerder veelvuldig is veroordeeld wegens (soortgelijke) strafbare feiten.
Gelet op het vorengaande, met name op de omstandigheden waaronder verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 310, 311, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier.