ECLI:NL:GHLEE:2010:BM2855
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verduistering en valsheid in geschrift door directeur garagebedrijf
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 7 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, directeur van een garagebedrijf, werd beschuldigd van verduistering en valsheid in geschrift. De feiten vonden plaats tussen 2003 en 2005, waarbij de verdachte zichzelf en een werknemer zou hebben verrijkt ten koste van zijn werkgever. De verdachte had een geldbedrag van € 6.387,32, dat onterecht op zijn rekening was gestort, wederrechtelijk toegeëigend. Daarnaast had hij valse facturen opgemaakt om een renteloze lening aan een werknemer te verhullen.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep werd de vordering van de advocaat-generaal besproken, die een hogere werkstraf eiste. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd, met uitzondering van de oplichting van een derde, waarvoor hij werd vrijgesproken.
Het hof overwoog dat de verdachte, ondanks dat het geld op de rekening van zijn echtgenote stond, feitelijk over het geld kon beschikken en dat hij de vordering van de advocaat-generaal niet kon weerleggen. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de functie van de verdachte binnen het bedrijf, en concludeerde dat de op te leggen straf passend was. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze in hoger beroep niet was gehandhaafd.