Parketnummer: 24-001034-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-830290-07
Arrest van 29 april 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 14 april 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. T.V. Seedorf, advocaat te 's-Gravenhage.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, beslissingen genomen over de inbeslaggenomen zaken en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Tevens heeft de rechtbank beslist over de vordering van de benadeelde partij.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof :
- verdachte zal veroordelen ter zake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering, ook als dat een ambulante behandeling inhoudt;
- de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- de verbeurdverklaring gelast van de zilveren ketting en de computerkast;
- de onttrekking aan het verkeer gelast van de revolver (merk Perfecta), het pistool (merk KWC), de kruisboog (merk Mini Crosbow).
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2006 tot en met 15 april 2007, te [plaats 1], althans in de gemeente [gemeente 1] en/of te [plaats 2], althans in de gemeente [gemeente 2], met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens)
- de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer] betast en/of
- zijn, verdachte's, penis en/of een of meer van zijn, verdachte's vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2006 tot en met 15 mei 2007, te [plaats 1], althans in de gemeente [gemeente 1] en/of te [plaats 2], althans in de gemeente [gemeente 2], en/of te '[plaats 4], in elk geval in Nederland, één of meermalen een afbeelding, bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer], geboren op [1991], was betrokken, te weten
- onder fotonummer/naam [naam]: een opname van het naakte onderlichaam van die [slachtoffer], waarop haar schaamlippen en schaamstreek in beeld zijn gebracht en/of
- onder fotonummer/naam [naam]: een opname van het naakte onderlichaam van die [slachtoffer], waarop de vagina van die [slachtoffer] in beeld is gebracht en/of
- onder fotonummer/naam [naam]: een opname van het naakte bovenlichaam van die [slachtoffer], waarop haar borsten in beeld zijn gebracht en/of
- onder fotonummer/naam [naam]: een opname van het naakte onderlichaam van die [slachtoffer], waarop haar vagina in beeld is gebracht en/of
- onder de fotonummers/namen [naam], [naam] en [naam]: een drietal opnames van het naakte lichaam van die [slachtoffer], waarop de vagina van die [slachtoffer] in beeld is gebracht en/of
- onder fotonummer/naam [naam]: een opname van het naakte lichaam van die [slachtoffer], waarop haar vagina en anus in beeld zijn gebracht,
(telkens) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of in bezit heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 april 2007 tot en met 15 mei 2007, te [plaats 3] althans in de gemeente [gemeente 1] en/of te '[plaats 4], in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (via SMS-berichten) die [slachtoffer] toegevoegd de woorden: "jij vies varken, mij ik jou bloed gaan jij bloeden voor Allah" en/of "wola bileh koran jij hoer moet doot jij hoer" en/of "almaal moslim jij komen paken almaal" en/of "glaz zoutzuur over je gezicht" en/of "jij dootmaak ik sweer mij moederdoot" en/of "maak ik vuur jij huis brant van" en/of "ik pak jij.
Het hof constateert dat in de tenlastelegging in de vierde regel van feit 2 enkele woorden ontbreken. Na de woorden 'een afbeelding' ontbreken de woorden 'van een seksuele gedraging'.
Gelet op de feitelijke omschrijving in de tenlastelegging is geen ander verwijt bedoeld ten laste te leggen dan dat van artikel 240b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Tijdens de terechtzitting in zowel eerste aanleg als hoger beroep is gebleken dat de verdediging dit, ondanks de ontbrekende woorden, ook als zodanig heeft begrepen en opgevat.
Het hof beschouwt het ontbreken van de vorengenoemde woorden als een kennelijke misslag en leest de tenlastelegging verbeterd door de ontbrekende woorden in te voegen. Hierdoor wordt verdachte niet in enig belang geschaad.
Vrijspraak
Verdachte heeft ontkend dat de bedreigingen jegens aangeefster - zoals opgenomen onder feit 3 in de tenlastelegging - van hem afkomstig zijn. De telefoonnummers waarvan de betreffende bedreigingen afkomstig zijn, zijn naar het oordeel het hof in onvoldoende mate te herleiden naar verdachte. Op deze gronden is niet bewezen hetgeen onder 3 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 augustus 2006 tot en met 15 april 2007, te [plaats 1] en te [plaats 2], met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte telkens
- de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer] betast en/of
- zijn, verdachtes, penis en/of een of meer van zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht;
2.
hij in de periode van 1 augustus 2006 tot en met 15 mei 2007, te [plaats 1] en te [plaats 2] en te '[plaats 4] meermalen een afbeelding van een seksuele gedraging, bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer], geboren op [1991], was betrokken, te weten
- onder fotonummer/naam [naam]: een opname van het naakte onderlichaam van die [slachtoffer], waarop haar schaamlippen en schaamstreek in beeld zijn gebracht en
- onder fotonummer/naam [naam]: een opname van het naakte onderlichaam van die [slachtoffer], waarop de vagina van die [slachtoffer] in beeld is gebracht en
- onder fotonummer/naam [naam]: een opname van het naakte bovenlichaam van die [slachtoffer], waarop haar borsten in beeld zijn gebracht en
- onder fotonummer/naam [naam]: een opname van het naakte onderlichaam van die [slachtoffer], waarop haar vagina in beeld is gebracht en
- onder de fotonummers/namen [naam], [naam] en [naam]: een drietal opnames van het naakte lichaam van die [slachtoffer], waarop de vagina van die [slachtoffer] in beeld is gebracht en
- onder fotonummer/naam [naam]: een opname van het naakte lichaam van die [slachtoffer], waarop haar vagina en anus in beeld zijn gebracht,
heeft verspreid en vervaardigd en in bezit heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen, die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
2.
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand, die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld, aangezien hij verontschuldigbaar heeft gedwaald ten aanzien van de leeftijd van het slachtoffer.
Het hof overweegt het volgende.
Met de strafbaarstelling van een zedendelict zoals onder 1 ten laste gelegd, heeft de wetgever een zo doeltreffend mogelijke strafrechtelijke bescherming van jeugdigen beoogd.
De rechtspraak is daarmee in overeenstemming door de leeftijd van het slachtoffer als een geobjectiveerd bestanddeel te beschouwen, opzet of schuld daaromtrent is niet vereist. Aan die doeltreffende bescherming zou afbreuk worden gedaan indien geen strenge eisen zouden worden gesteld aan de aan een dergelijke verweer ten grondslag gelegde beweerdelijke onwetendheid.
Een zodanig beroep heeft daarom eerst dan kans van slagen, indien kan worden gesproken van het volledig ontbreken van verwijtbare onwetendheid bij verdachte.
Daarvan is naar het oordeel van het hof in de onderhavige zaak geen sprake.
Zelfs indien wordt uitgegaan van verdachtes eigen verklaring over zijn gebrek aan wetenschap omtrent de exacte leeftijd van het slachtoffer -aangeefster heeft namelijk verklaard dat zij aan hem heeft verteld dat zij 15 jaar was- was er voor hem voldoende aanleiding om zich van die leeftijd te vergewissen. Verdachte heeft immers zelf verklaard -zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als in hoger beroep- dat hij merkte dat aangeefster over bepaalde dingen loog en dat hij er onder meer achter was gekomen dat ze geen HBO-opleiding deed zoals ze eerder tegen hem zou hebben gezegd.
Op grond van de voorhanden zijnde stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, is evenwel niet gebleken dat verdachte op enig moment moeite heeft gedaan om zekerheid te krijgen over de precieze leeftijd van het slachtoffer. Het beroep op afwezigheid van alle schuld wordt derhalve verworpen.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen - die ook bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam - met een meisje van 15 jaar oud.
Hij heeft haar leren kennen via een chatbox en eenmaal in contact met hem, liet hij haar niet meer los. Zij moest van hem komen als hij dat wilde; van een gelijkwaardige relatie was geen sprake. Hij huurde voor deze ontmoetingen appartementen in [plaats 1] en [plaats 2]. Aangeefster heeft over de wijze waarop de contacten met verdachte verliepen een uitgebreide en gedetailleerde verklaring afgelegd. Het hof heeft geen enkele reden om aan de geloofwaardigheid van die verklaring te twijfelen, ook niet voor zover zij daarin melding maakt van bedreigende situaties.
Zij heeft onder meer verklaard dat hij, wanneer ze aangaf dat ze geen seks met hem wilde, dit negeerde.
Aangeefster was naar eigen zeggen bang voor verdachte. Dit kwam, onder meer, doordat hij haar had verteld dat hij een vuurwapen had en dat hij de nieuwe vriend van zijn ex-vriendin in elkaar had geslagen. Ook werd hij boos als zij hem niet steeds vertelde waar zij was geweest en wat zij had gedaan. Op een gegeven moment heeft hij tegen haar gezegd dat er een semtexbom op het nachtkastje lag, die op een bepaalde tijd zou ontploffen. Verder vertelde hij haar dat hij haar vergiftigd had en dat zij van hem het tegengif zou krijgen als zij bij hem bleef. Ook dreigde hij haar familie en vrienden iets aan te doen als zij geen seks met hem wilde. Dit dreigement zette hij kracht bij door te vertellen dat hij een gediplomeerd scherpschutter was die ook al eens TBS had gehad.
Verdachte heeft zich ook nog schuldig gemaakt aan het vervaardigen van pornografische foto's van het slachtoffer die hij op een gegeven moment via e-mail heeft verspreid onder haar familie en kennissen.
Door zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van dit meisje geschonden. Hij heeft haar daardoor ernstig belemmerd in haar seksuele ontwikkeling. In plaats van een ontwikkeling in vrijheid op leeftijdsadequate wijze heeft het slachtoffer een gedwongen seksuele ontwikkeling op basis van ongelijkwaardigheid en dreigementen moeten meemaken. Verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren boven de belangen van het slachtoffer en geen enkele compassie getoond met het slachtoffer. Daarbij kunnen de door verdachte gemaakte en verspreide digitale pornografische foto's het meisje nog (levens)lang achtervolgen, aangezien via internet verdere verspreiding eenvoudig is en het een onmogelijke opgave is te achterhalen waar de foto's zijn gebleven en of er nog kopie?n zijn gemaakt.
Verdachte heeft derhalve op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van een jong kind dat juist vanwege haar jeugdige leeftijd uiterst kwetsbaar was en bescherming nodig had.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 januari 2010 blijkt, dat verdachte lang geleden eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Door de psychiater R. Vriesema is op 20 maart 2009 een rapport opgemaakt omtrent de persoon van de verdachte. De psychiater concludeert dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de zin van antisociale en narcistische trekken in de persoonlijkheid, zonder dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. Verdachte wordt door de psychiater licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht vanwege de neiging die verdachte heeft tot idealisering en verguizing met een neiging tot acting out van woedegevoelens.
Het hof neemt de conclusies van de psychiater ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid niet over en overweegt daartoe het volgende.
Volgens de psychiater is er bij verdachte geen sprake van een ziekelijke stoornis.
Er zijn volgens hem wel aanwijzingen voor narcistische en antisociale trekken in de persoonlijkheid van verdachte. Dat deze trekken van zodanige aard zouden zijn dat de conclusie gewettigd is dat de geestvermogens van verdachte gebrekkig zijn ontwikkeld, wordt in het rapport echter niet nader geadstrueerd. Daarmee ontbreekt naar het oordeel van het hof een deugdelijke onderbouwing van de conclusie van de psychiater dat sprake is van licht verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Door S. Bilir, reclasseringswerker bij de Reclassering Nederland, is op 12 april 2010 een Adviesrapport uitgebracht ten aanzien van de persoon van de verdachte. In dat rapport is onder meer vermeld dat verdachte zelf aangeeft dat hij een zeer positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, maar dat dit verhaal niet geverifieerd kan worden, omdat verdachte geen toestemming geeft referenten te raadplegen.
Al het vorenstaande in aanmerking nemende is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat vanuit het oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door verdachte begane delicten oplegging aan verdachte van een gevangenisstraf van lange duur passend en geboden is, welke gevangenisstraf deels in voorwaardelijke vorm zal worden opgelegd. Het voorwaardelijk op te leggen gedeelte dient tevens om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan (soortgelijke) strafbare feiten schuldig te maken.
Verbeurdverklaring
De door het hof verbeurd te verklaren voorwerpen zijn daarvoor vatbaar. Immers met behulp van die voorwerpen zijn de hiervoor bewezenverklaarde feiten begaan, terwijl uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat zij toebehoren aan verdachte. Het hof heeft daarbij gelet op de draagkracht van verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken.
Onttrekking aan het verkeer
Het hof kan niet vaststellen dat aan de voorwaarden voor onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen wapens is voldaan en zal zich daarom niet in staat verklaren daarover te beslissen.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [slachtoffer] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Het hof zal tevens voormeld bedrag toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 63, 240b en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van acht maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd:
- zilveren ketting;
- computerkast;
verklaart zich niet in staat te beslissen over de navolgende inbeslaggenomen goederen:
- revolver, merk Perfecta;
- pistool, merk KWC;
- kruisboog, merk Mini Crosbow;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], wonende te [plaats 3] tot een bedrag van tweeduizend honderdtweeënvijftig euro en vijfendertig cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeduizend honderdtweeënvijftig euro en vijfendertig cent ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van eenendertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, voorzitter, mr. H. Heins en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier.