ECLI:NL:GHLEE:2010:BM3434

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
4 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000799-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Lahuis
  • J. Heins
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor beschadigen van ruiten en kozijnen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 4 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1989 en wonende te Drachten, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk beschadigen van ruiten en kozijnen van een woning. De politierechter had hem een werkstraf van 40 uren opgelegd, subsidiair 20 dagen hechtenis. De verdachte is in hoger beroep gegaan, waarbij hij werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.J. Buitenhuis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou vrijspreken van het primair ten laste gelegde, maar hem wel zou veroordelen voor het subsidiair ten laste gelegde. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 januari 2009 in Drachten opzettelijk en wederrechtelijk ruiten en kozijnen van de woning van zijn buurman heeft beschadigd. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet betwist, en het hof heeft de op te leggen straf gemotiveerd op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De benadeelde partij, de eigenaar van de beschadigde woning, had een vordering ingediend, maar het hof verklaarde deze vordering voor een deel niet-ontvankelijk, omdat de schade niet eenvoudig kon worden vastgesteld. De benadeelde partij werd veroordeeld in de kosten van het geding, die door de verdachte waren gemaakt. Het hof heeft uiteindelijk de werkstraf van 40 uren bevestigd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000799-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-753447-09
Arrest van 4 mei 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 23 maart 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.J. Buitenhuis,
advocaat te Drachten.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal vrijspreken en hem ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 9.753,75 en ter zake van dat bedrag tevens een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2009, te Drachten, in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een aan of bij de [adres] gelegen woning, welk geweld bestond uit opzettelijk afschieten van één of meer vuurpijlen, in elk geval vuurwerk, tegen en/of in de richting van die woning;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 1 januari 2009, te Drachten, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk één of meer ruit(en) en kozijnen (van een woning gelegen aan of bij de [adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
subsidiair:
hij op 1 januari 2009, te Drachten, in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk ruiten en kozijnen van een woning gelegen aan de [adres], toebehorende aan [slachtoffer], heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 1 januari 2009 in de vroege ochtenduren opzettelijk meermalen vuurwerk afgeschoten tegen de woning van zijn buurman [slachtoffer]. Daarbij zijn ruiten en kozijnen van die woning beschadigd.
Aannemelijk is geworden dat verdachte dit feit heeft gepleegd uit frustratie wegens de problemen die zijn ouders al geruime tijd hebben met de familie [slachtoffer].
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 maart 2010 blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van het plegen van strafbare feiten is veroordeeld. Het lijkt er derhalve op dat het handelen van verdachte een incident is geweest.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard bereid te zijn om de door hem veroorzaakte schade aan [slachtoffer] te vergoeden.
Op grond van al het vorenstaande is het hof van oordeel, dat een passende bestraffing gevonden kan worden in de door de politierechter opgelegde werkstraf, welke werkstraf eveneens door de advocaat-generaal is gevorderd.
Benadeelde partij [slachtoffer]
Gebleken is, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De advocaat van de benadeelde partij heeft ter zitting van het hof verklaard, dat de benadeelde partij de posten 1 tot en met 3 en 7 al tijdens de door de rechter-commissaris op 4 november 2009 gehouden schouw heeft laten vallen en dat de benadeelde partij in hoger beroep alleen de posten 4 (vervangen golfplaat carport € 192,42), 5 (vervanging kunststofkozijnen + glas € 9.073,75) en 6 (afwerken binnenzijde kozijnen € 680,=) handhaaft.
Het hof is van oordeel, dat de hiervoor onder 4 gevorderde post geen betrekking heeft op schade, die rechtstreeks is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard.
Vaststaat dat door het bewezen verklaarde feit door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard bereid te zijn om de door hem veroorzaakte schade aan [slachtoffer] te vergoeden. De noodzaak van het vervangen van de kozijnen heeft de verdachte echter betwist. Het hof acht het vaststellen van de hoogte van de schade aan de kozijnen niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De hoogte van de schade aan de glazen ramen kan niet worden vastgesteld, nu uit de overgelegde offerte blijkt dat enkele onderdelen nog nader moeten worden uitgewerkt. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering, voor zover deze de posten 5 en 6 betreft, derhalve eveneens niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Van Schuijlenburg, voorzitter, mr. Lahuis en mr. Heins, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier.