ECLI:NL:GHLEE:2010:BM3644

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.046.802/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Bosch
  • M. Melssen
  • R. Garos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Haal- en brengregeling in omgangszaak tussen ouders na scheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep in een omgangsregeling tussen een man en een vrouw na hun scheiding. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.W. Kastelein, verzocht de beschikking van de rechtbank Groningen van 23 juni 2009 te vernietigen, die een omgangsregeling had vastgesteld voor de kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De vrouw was van mening dat de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M. van Duursen, de communicatie over de omgangsregeling niet verbeterde, wat leidde tot een onevenwichtige verdeling van de verantwoordelijkheden voor het halen en brengen van de kinderen.

Het hof heeft vastgesteld dat de man de kinderen op vrijdagavond om 18:30 uur moet ophalen en ze op zondag na het avondeten om 19:00 uur terug moet brengen. De vrouw heeft aangegeven dat het voor haar emotioneel belastend is om de kinderen naar de nieuwe partner van de man te brengen en dat zij daarnaast een fulltime baan heeft. De man heeft echter betoogd dat hij ook belast is door zijn werk en dat de vrouw niet flexibel is in de omgangsregeling.

Het hof heeft geconcludeerd dat de man de consequenties van zijn houding moet dragen door hem te belasten met het halen en brengen van de kinderen, omdat hij niet bereid was om constructief overleg te voeren met de vrouw. De beschikking van de rechtbank is in zoverre vernietigd en de man is belast met het halen en brengen van de kinderen, met verduidelijkingen in de regeling over de tijdstippen. De overige verzoeken van partijen zijn afgewezen, en de beschikking is voor het overige bekrachtigd.

Uitspraak

Beschikking d.d. 27 april 2010
Zaaknummer 200.046.802
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.W. Kastelein,
kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J.M. van Duursen,
kantoorhoudende te Roden.
Het geding in eerste aanleg
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 23 juni 2009 heeft de rechtbank Groningen, voor zover hier van belang, een omgangsregeling vastgesteld tussen de man en de minderjarigen [[kind 1]], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] (hierna te noemen: [kind 1]), en [kind 2], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] (hierna te noemen: [kind 2]), en heeft de rechtbank de verzoeken met betrekking tot de schulden en de gebruiksvergoeding afgewezen.
Het geding in het incident in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie op 22 september 2009, heeft de vrouw verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen voor zover deze betrekking heeft op het halen en brengen van de kinderen ten aanzien van de omgangsregeling en te bepalen dat de man de kinderen op vrijdagavond om 18.30 uur haalt en de man de kinderen op zondag na het avondeten om 18.30 uur naar de vrouw terugbrengt. Tevens heeft de vrouw verzocht te bepalen dat beide partijen vanaf de datum van ontbinding van het huwelijk tot de datum van levering van de woning aan een derde beiden de helft van de hypotheekrente voor de lening betreffende de voormalige echtelijke woning voor hun rekening dienen te nemen.
De man heeft op 19 januari 2010 een verweerschrift ter griffie ingediend. Daarin heeft hij verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, althans haar verzoek af te wijzen en de beschikking van de rechtbank te bekrahtigen met dien verstande dat wordt bepaald dat de vrouw de kinderen op vrijdag om 19.00 uur bij de man brengt en de man de kinderen op zondag om 19.00 uur naar de vrouw terugbrengt.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 oktober 2009.
Op 31 maart 2010 is ten overstaan van een raadsheer-commissaris een comparitie gehouden teneinde inlichtingen te verkrijgen en een schikking te beproeven. Ter gelegenheid daarvan heeft de vrouw haar verzoek met betrekking tot de hypotheekrente ingetrokken. Een schikking is voor het overige niet bereikt. Partijen hebben wel verzocht de zaak met betrekking tot de omgangsregeling op de stukken af te doen en daarover geen afzonderlijke mondelinge behandeling meer te houden.
Gelet op het bovenstaande is geen mondelinge behandeling gehouden.
De beoordeling
1. Partijen zijn verdeeld over de vraag hoe het halen en brengen van de kinderen in het kader van de omgangsregeling moet worden verdeeld.
2. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de rechtbank iets anders heeft toegewezen dan de man heeft verzocht, en ten onrechte geen bepaald aanvangs- en eindtijdstip van de omgangsregeling heeft genoemd. Totdat de rechtbank beschikte haalde en bracht de man de kinderen van en naar Eelde en was daarover ook geen discussie. De man heeft wel ter zitting van de rechtbank gezegd dat hij het halen en brengen graag zou willen delen. Het is voor de vrouw erg belastend om naast haar 32-urige baan, die zij naar aanleiding van de scheiding heeft moeten zoeken, vrijdagsmiddags heen en weer te rijden naar Heerenveen. Daarbij speelt tevens een rol dat de man haar binnen enkele weken na het sluiten van het huwelijk heeft verlaten en met zijn nieuwe vriendin in Heerenveen is gaan samenwonen, dat de man in alle contacten naar haar dominant en agressief is, dat de vrouw doordeweeks alleen de zorg voor de kinderen heeft en dat de scheiding een grote impact op de vrouw en de kinderen heeft. Het is emotioneel te belastend voor de vrouw om de kinderen naar de woning van de nieuwe partner van de man in Heerenveen te brengen, het is - gelet op haar beperkte inkomen - ook te duur en zij is er niet toe in staat. Dat de vrouw de kinderen zou moeten brengen als signaal van haar goede wil omtrent omgang van de kinderen met de man is overbodig, want daar staat zij toch wel achter.
3. De man stelt dat hij ter zitting van de rechtbank van 15 juni 2009 heeft verzocht het halen en brengen aldus te regelen dat de vrouw de kinderen vrijdags brengt en de man hen zondags terugbrengt. De vrouw was daartoe toen ook in principe bereid. Een dergelijke regeling past in de gezamenlijke verantwoordelijkheid die partijen als ouders hebben. De man werkt fulltime, voor hem is het halen en brengen ook een belasting. Hij ontkent agressief naar de vrouw te zijn. De vrouw kan de zorg voor de kinderen desgewenst met de man delen, maar wil dat niet. Evenmin informeert en consulteert zij de man, en zij is volstrekt niet flexibel met betrekking tot het vakantierooster, het ruilen van een omgangsweekend of een incidentele afwijking van de tijden van de omgangsregeling. De vrouw is wel in staat om de kinderen te brengen, maar wil dat niet. Ook staat zij niet toe dat de partner van de man de kinderen eens haalt. Overigens heeft zij het brengen van de kinderen tot nu toe volledig aan haar ouders overgelaten. Het lijkt de man verstandig om wel de tijdstippen van halen en brengen aan te passen, aldus dat de kinderen vrijdagsavonds om 19.00 uur bij hem worden gebracht (in verband met de basketbaltraining van [kind 1]) en dat de man hen op zondag om 19.00 uur naar de vrouw terugbrengt, nadat ze bij de man hebben gegeten.
4. Het hof is van oordeel dat het in deze procedure tussen partijen resterende geschil zich er bij uitstek voor leent om in onderling overleg, al dan niet met behulp van mediation, te worden opgelost. Ter comparitie is dan ook uitdrukkelijk de wenselijkheid van een dergelijke wijze van probleemoplossing aan de orde gesteld en uitvoerig - ook gedurende een schorsing van de comparitie - besproken. De vrouw heeft zich tot overleg in mediation bereid verklaard, maar gebleken is dat de man het nut van mediation met de vrouw niet inziet en zich niet kan of wil verplaatsen in de gevoelens die hij door zijn gedrag rond de echtscheiding bij de vrouw heeft losgemaakt en die zij nog niet verwerkt heeft. Aan dat laatste is het achterwege blijven van communicatie en een behoorlijke afsluiting van de partnerrelatie tussen partijen naar het oordeel van het hof in aanzienlijke mate mede debet. Evenmin lijkt de man in te zien dat deze houding, zeker op wat langere termijn, een negatieve invloed op de kinderen zal hebben doordat zij niet buiten de daardoor opgeroepen en in stand gehouden spanning tussen partijen zullen kunnen blijven. Dat de man stelt - zoals hij ter comparitie heeft gedaan - dat mediation niet nodig is omdat partijen zelf dit geschil moeten kunnen oplossen onderstreept naar het oordeel van het hof zijn gebrek aan inzicht in of begrip voor hetgeen kennelijk nodig is om communicatie en gelijkwaardigheid tussen partijen tot stand te brengen.
5. Gelet hierop stelt het hof vast dat het op de weg van de man had gelegen om een opening te bieden naar de vrouw om de communicatie in overleg en onder begeleiding te verbeteren. Nu hij dit nalaat en er bij de vrouw ernstige beletselen blijven bestaan om aan de door de rechtbank vastgestelde haal- en brengregeling mee te werken, acht het hof het gepast om de man de consequenties van zijn houding te laten dragen door hem te belasten met het halen en brengen van de kinderen, zolang hij door zijn weigering om met de vrouw in constructief overleg te treden de bestaande situatie in stand houdt.
6. Het hof zal daarom de beschikking waarvan beroep in zoverre vernietigen en de man belasten met het halen en brengen van de kinderen.
7. De man heeft ter comparitie nog opgemerkt dat hij vrijdags niet in de gelegenheid is de kinderen op te halen, in verband met zijn werk. Het hof ziet daarin geen reden om anders te oordelen; het ligt in de huidige situatie op de weg van de man om ook voor dit probleem een oplossing te vinden.
8. Het hof zal verder, gezien de stellingen van partijen, nog enige verduidelijking in de regeling aanbrengen met betrekking tot de tijdstippen, een en ander zoals in het dictum weer te geven.
9. Gelet op de te geven beslissing behoeven de overige stellingen van partijen geen nadere bespreking.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Groningen van 23 juni 2009 voor zover daarin een omgangsregeling is vastgesteld tussen de man en [kind 1] en [kind 2];
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt tussen de man en [kind 1] en [kind 2] de volgende omgangsregeling vast:
de man is gerechtigd [kind 1] en [kind 2] een weekend per veertien dagen van vrijdag tot zondag bij zich te ontvangen, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij de kinderen in 2010 de kerstdagen bij de vrouw doorbrengen en oud en nieuw bij de man en de volgende jaren om en om, en waarbij de man de kinderen op vrijdagavond om 18:30 uur bij de vrouw haalt en ze op zondag na het avondeten, om 19:00 uur, naar de vrouw terugbrengt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige.
Aldus gegeven door mrs. Bosch, voorzitter, Melssen en Garos, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 27 april 2010 in bijzijn van de griffier.