Parketnummer: 24-001269-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-400095-09
Arrest van 17 mei 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 6 mei 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats],
ter zitting als postadres opgegeven: [postadres],
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, waarvan € 500,-, subsidiair tien dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zal opleggen voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd
die het rijbewijs reeds ingehouden is geweest.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks18 januari 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 625 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 18 januari 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 625 microgram per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onder a van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich op 18 januari 2009 schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 door een personenauto te besturen, terwijl het alcoholgehalte van zijn adem op dat moment wezenlijk hoger was dan de toegestane 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, te weten 625 microgram. Verdachte heeft daarmee de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 15 februari 2010 blijkt dat verdachte driemaal eerder - in 2002, 2005 en 2006 - met politie en justitie in aanraking is geweest ter zake van het gebruik van alcohol in het verkeer. Dit heeft tweemaal geleid tot een transactie en éénmaal tot een veroordeling.
Verdachte erkent fout te hebben gehandeld. Naar zijn zeggen is hij sedert enige tijd geheel gestopt met het gebruik van alcoholhoudende drank, onder meer verband houdende met de bestuursrechtelijke ongeldigverklaring van zijn rijbewijs en de in die procedure gebruikelijke psychiatrische en medische onderzoeken.
Het hof stelt vast dat de in eerste aanleg opgelegde straf conform de voor dergelijke misdrijven geldende, landelijk gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting is, uitgaande van het bij verdachte gemeten ademalcoholgehalte en zijn documentatie op dit punt. Het hof ziet aanleiding, in navolging van hetgeen door de advocaat-generaal is gevorderd, in enige mate rekening te houden met de slechte financiële positie van verdachte. Hij is zijn werk kwijtgeraakt, gaat binnenkort deelnemen aan een reïntegratietraject en moet met ingang van deze maand, mei 2010, leven van een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande. Voorts heeft verdachte schulden, alimentatieverplichtingen en de gedeeltelijke zorg voor zijn kinderen. Het hof zal verdachte in zoverre tegemoetkomen dat het weliswaar tot een hogere boete zal komen dan de politierechter, maar dat de helft daarvan in voorwaardelijke vorm zal worden opgelegd. Daarbij bepaalt het hof dat verdachte het onvoorwaardelijke deel in termijnen zal kunnen betalen.
Het voorwaardelijk deel van de op te leggen geldboete beoogt verdachte, in elk geval gedurende de daaraan verbonden proeftijd, te weerhouden van verkeersdeelname na alcoholgebruik. Het hof zal verdachte daarnaast - conform de eerder genoemde oriëntatiepunten - een rijontzegging opleggen van na te melden duur.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van duizend euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat van de geldboete een gedeelte van vijfhonderd euro, subsidiair tien dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat het onvoorwaardelijke deel van de geldboete mag worden voldaan in vier opeenvolgende tweemaandelijkse termijnen elk groot honderdvijfentwintig euro;
ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden;
beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd is geweest op de duur van de ontzegging in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J.P. van Stempvoort, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Van Stempvoort voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.