ECLI:NL:GHLEE:2010:BM5228

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001430-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot het besturen van een motorrijtuig tijdens ontzegging van de rijbevoegdheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1970, was eerder vrijgesproken van een feit, maar werd in hoger beroep veroordeeld voor het overtreden van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had op 11 oktober 2007 een motorrijtuig bestuurd terwijl hem de bevoegdheid daartoe door een rechterlijke uitspraak was ontzegd. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze overtreding, ondanks dat hij wist dat hij niet mocht rijden. De advocaat-generaal had een zwaardere straf geëist, maar het hof besloot tot een werkstraf van 90 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. Het hof hield rekening met het recidiverende karakter van de verdachte en de noodzaak om de verkeersveiligheid te waarborgen. De verdachte werd niet ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van het eerste feit. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter voor zover aan hoger beroep onderworpen en deed opnieuw recht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001430-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-850446-07
Arrest van 21 mei 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 16 mei 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.M. Mok, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit en wegens het onder 2 ten laste gelegde feit veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 18 september 2009 en 10 mei 2010, alsmede het onderzoek op de terecht-zitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep van belang, ten laste gelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 11 oktober 2007 te of bij [plaats 1] (of [plaats 2]), (althans/in elk geval) in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [de [straat] (thv afslag [plaats 3])], een motorrijtuig (personenauto), heeft bestuurd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 11 oktober 2007 bij [plaats 1], in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat], een motorrijtuig (personenauto), heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 11 oktober 2007 bij [plaats 1] schuldig gemaakt aan overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 door een personenauto te besturen, terwijl hij wist dat aan hem door de rechter een ontzegging van de rijbevoegdheid was opgelegd. Aldus heeft verdachte een rechterlijke uitspraak genegeerd die ten doel heeft de algemene verkeersveiligheid te bevorderen.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 19 februari 2010, waaruit blijkt dat verdachte reeds meermalen is veroordeeld ter zake van overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof neemt voorts het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 10 maart 2010 in acht. De rapporteur concludeert dat oplegging van reclasseringstoezicht niet geïndiceerd is. Het hof neemt die conclusie over en maakt die tot de zijne.
Tot slot houdt het hof bij de strafoplegging rekening met het op de dagvaarding vermelde ad informandum gevoegde strafbare feit (het opgeven van een valse naam). Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof erkend dit feit te hebben begaan. Dit feit is hiermee afgedaan.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is oplegging van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof zal - anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd - eveneens overgaan tot oplegging van een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur. De vordering van de advocaat-generaal doet in zoverre onvoldoende recht aan het recidiverende karakter waarmee verdachte het bewezenverklaarde heeft gepleegd. Het belang van de verkeersveiligheid dient, mede gelet op verdachtes justitiële verleden, te prevaleren boven het belang van verdachte bij het behouden van zijn rijbewijs.
Ten overvloede merkt het hof op dat verdachte weliswaar heeft aangevoerd dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk, maar dat ter terechtzitting van het hof d.d. 10 mei 2010 is gebleken dat verdachte nog steeds niet aan het werk is en dat hij momenteel ook niet beschikt over een geldig rijbewijs. Evenmin zal hij hier in de nabije toekomst over beschikken, nu verdachte naar eigen zeggen eerst nog een keuring van het CBR dient te ondergaan, waarvoor hij nog geen oproep heeft ontvangen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van negentig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfenveertig dagen zal worden toegepast;
ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van twaalf maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoekstra als griffier, zijnde mr. P. Koolschijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.