ECLI:NL:GHLEE:2010:BM6028

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001520-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van een koelvitrine via Marktplaats.nl

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte is veroordeeld voor verduistering van een koelvitrine, die zij op Marktplaats.nl te koop had aangeboden. De feiten dateren van 12 januari 2006 tot en met 25 januari 2008, waarin de verdachte, ondanks een huurkoopovereenkomst die het eigendomsvoorbehoud van de verkoper waarborgde, de koelvitrine als haar eigendom heeft behandeld. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld en de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij was in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard.

De advocaat-generaal had in hoger beroep een voorwaardelijke werkstraf geëist, maar het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk de koelvitrine, die toebehoorde aan de benadeelde partij, wederrechtelijk had toegeëigend. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet opzettelijk handelde, maar het hof verwierp dit verweer. De verdachte had onvoldoende aandacht besteed aan het contractuele eigendomsvoorbehoud en had willens en wetens de kans aanvaard dat zij het goed zonder recht zou toe-eigenen.

Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 250,00, met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet rechtstreeks verband hield met het bewezenverklaarde feit. De kosten van het geding werden aan de benadeelde partij opgelegd, die in het ongelijk werd gesteld. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor partijen om zich bewust te zijn van contractuele verplichtingen en eigendomsrechten bij het handelen met goederen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001520-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-651822-08
Arrest van 21 mei 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 15 juni 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. E. van Bommel, advocaat te Hoogezand.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg d.d. 20 maart 2009 en 15 juni 2009.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Het hof heeft ter terechtzitting de tenlastelegging gewijzigd overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal. Aan verdachte is ten laste gelegd, dat:
Primair:
zij in de periode 12 januari 2006 tot en met 25 januari 2008 te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk inventarisgoederen van een winkel, althans een koelvitrine, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader, welke goederen verdachte en/of haar mededader anders dan door misdrijf, te weten volgens een contract, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Subsidiair:
zij in de periode 12 januari 2006 tot en met 25 januari 2008 te [plaats], althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk inventarisgoederen van een winkel, althans een koelvitrine, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader, welke goederen verdachte en/of haar mededader anders dan door misdrijf, te weten volgens een contract, onder zich had(den), wederrechtelijk zich toe te eigenen,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, deze inventarisgoederen van een winkel, althans een koelvitrine op Marktplaats te koop heeft aangeboden, terwijl de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat er geen sprake is geweest van opzet op de wederrechtelijke toe-eigening van de koelvitrine. Verdachte heeft de koelvitrine niet op marktplaats gezet met als doel deze te verkopen. Zij heeft dit gedaan om een waardebepaling te verkrijgen. Bovendien was de koelvitrine verankerd, waardoor deze niet zo maar kan worden verkocht en worden weggehaald. Voorts was er onduidelijkheid over de eigendom van de koelvitrine. Verdachte verkeerde in de veronderstelling dat zij eigenaar was van de koelvitrine. Gelet op voorgaande dient verdachte te worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Verdachte start namens [benadeelde] een bakkerij in [plaats]. Zij sluiten op 12 januari 2006 een huurkoopovereenkomst, inhoudende dat verdachte de inventaris in maandelijkse termijnen zal aflossen. In de overeenkomst is onder meer bepaald dat de verkoper de eigendom behoudt totdat de laatste termijn is betaald. Doordat de bakkerij niet goed loopt is verdachte niet altijd in staat het maandelijkse aflossingsbedrag te betalen. Op 25 januari 2008 ziet [benadeelde] dat zijn inventaris op Marktplaats.nl te koop wordt aangeboden. Hierop wordt de overeenkomst op 31 januari 2008 ontbonden. Op dat moment is niet het gehele bedrag afgelost. Dit brengt mede dat - gelet op vorengenoemde bepaling - de verkoper zijn eigendom behoudt.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof erkend dat zij een tot bedoelde inventaris behorende koelvitrine op Marktplaats.nl heeft gezet. Het is een feit van algemene bekendheid dat met Marktplaats.nl wordt bedoeld de site op internet waarop nieuwe en gebruikte goederen te koop aangeboden worden.
Het hof is van oordeel dat verdachte, door aldus te handelen - terwijl zij daartoe contractueel niet gerechtigd was - als heer en meester over het goed heeft beschikt. Dat verdachte in de (onjuiste) veronderstelling verkeerde dat het goed haar eigendom was, doet aan dit oordeel niets af. Zij heeft (voorwaardelijk) opzet op de verduistering gehad. Verdachte heeft klaarblijkelijk onvoldoende acht geslagen op voornoemd contractueel vastgelegde eigendomsvoorbehoud en zodoende willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard, dat zij door haar handelen het goed, zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich zou toe-eigenen.
Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
zij in de periode 12 januari 2006 tot en met 25 januari 2008 te [plaats], opzettelijk een koelvitrine, toebehorende aan [benadeelde], welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten volgens een contract, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
verduistering.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 12 januari 2006 tot en met 25 januari 2008 schuldig gemaakt aan verduistering, door een koelvitrine - toebehorende aan [benadeelde] - op de internetsite Marktplaats.nl te koop te zetten. Zij heeft zich tevoren onvoldoende ervan vergewist wie de koelvitrine toebehoorde.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een haar betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 februari 2010 - nog niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Uit het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 15 juni 2009 blijkt dat het openbaar ministerie aan verdachte een transactie van € 250,00 heeft aangeboden.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat met oplegging van een voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte, kan worden volstaan.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Ten aanzien van verdachte is de ten laste gelegde verduistering van een koelvitrine bewezenverklaard. De vordering van de benadeelde partij behelst een schadepost van € 562,--, welke zou zijn ontstaan doordat verschillende spullen uit de inventaris, zoals rieten manden, serviesgoed, broodmessen en dergelijke, zijn verdwenen. Derhalve heeft de vordering van de benadeelde partij niet betrekking op schade, die rechtstreeks is toegebracht door het hiervoor bewezenverklaarde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering, zal de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
Gelet op het vorenstaande zal de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. J.A. Wiarda buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.