Parketnummer: 24-000822-09
Parketnummers eerste aanleg: 17-755955-08, 17-820404-08, 17-820730-08 en
17-880329-06 (tul)
Arrest van 3 juni 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 16 maart 2009 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 17-755955-08, 17-820404-08 en 17-820730-08 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C, tegen:
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. H.A. de Boer, advocaat te Sneek.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft maatregelen opgelegd en heeft op de vorderingen van de benadeelde partijen en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het in zaak A onder 1 en 2, in zaak B primair en in zaak C ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] (zaak A, onder 1) heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering ad € 1.771,79 zal toewijzen en een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [bedrijf] (zaak A, onder 2) heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering ad € 119,95 zal toewijzen tot een bedrag van € 79,= en ter zake van dat bedrag tevens een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen en de benadeelde partij in het overige gevorderde niet-ontvankelijk zal verklaren.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging zal gelasten van de gevangenisstraf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden d.d. 7 mei 2007 (parketnummer 17-880329-06).
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 05 maart 2008, te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], opzettelijk en wederrechtelijk (een motorkap van) een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op of omstreeks 18 juni 2008, te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een beertender (van het merk Krups), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
hij op of omstreeks 24 juni 2008, te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een winkel een hoeveelheid supermarktartikelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 24 juni 2008, te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], opzettelijk een hoeveelheid supermarktartikelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
hij op of omstreeks 15 november 2008, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in of uit een winkel/pand, gelegen aan of bij de [adres] (72), aldaar, heeft weggenomen (een pakje) shag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 05 maart 2008, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], opzettelijk en wederrechtelijk een motorkap van een auto, toebehorende aan [benadeelde], heeft beschadigd, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op 18 juni 2008, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een beertender (van het merk Krups), toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf], zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
primair:
hij op 24 juni 2008, te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een winkel een hoeveelheid supermarktartikelen, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf];
hij op 15 november 2008, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in een winkel, gelegen aan de [adres] aldaar, heeft weggenomen een pakje shag, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A onder 1 en 2, in zaak B primair en in zaak C meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
onder 2:
diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 5 maart 2008 de motorkap van de auto van [benadeelde] beschadigd, door op die motorkap te springen. Hierdoor is de motorkap van die auto totaal ontzet. [benadeelde] heeft een nieuwe motorkap moeten aanschaffen en heeft daardoor financiële schade geleden. Bovendien heeft verdachte dit feit gepleegd op een moment dat nog geen vijf jaren waren verlopen sedert hij bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Leeuwarden d.d. 7 mei 2007 onder parketnummer 17-880329-06 ter zake van onder meer een soortgelijk misdrijf tot 18 maanden gevangenisstraf was veroordeeld.
Op 18 juni 2008 heeft verdachte een beertender uit het winkelbedrijf van [bedrijf] weggenomen. Door het plegen van dit feit heeft verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander, maar heeft hij dat winkelbedrijf ook financi?le schade berokkend. Daarenboven heeft verdachte dit feit gepleegd op een moment dat nog geen vijf jaren waren verlopen sedert hij bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Leeuwarden d.d. 1 december 2005 onder parketnummer 17-880168-05 ter zake van onder meer een soortgelijk misdrijf tot 20 weken gevangenisstraf was veroordeeld.
Op 24 juni 2008 heeft verdachte voor een bedrag van ruim € 300,= aan supermarktartikelen weggenomen uit een winkelbedrijf. Door het plegen van dit feit heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander.
Op 15 november 2008 heeft verdachte een pakje shag weggenomen uit een winkelbedrijf. Deze diefstal heeft verdachte gepleegd op een moment dat nog geen vijf jaren waren verlopen sedert hij bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Leeuwarden d.d. 7 mei 2007 onder parketnummer 17-880329-06 ter zake van onder meer een soortgelijk misdrijf tot 18 maanden gevangenisstraf was veroordeeld.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 mei 2010 (dat 17 pagina's beslaat) blijkt dat verdachte met regelmaat strafbare feiten pleegt, veelal soortgelijk aan de thans bewezen verklaarde misdrijven. Hem eerder opgelegde straffen hebben hem er niet van weerhouden de bewezen verklaarde feiten te begaan.
Op grond van het vorenstaande en mede in aanmerking nemende de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting acht het hof de door de politierechter opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, welke straf eveneens door de advocaat-generaal is gevorderd, gerechtvaardigd en noodzakelijk. Het hof zal die straf dan ook aan verdachte opleggen.
Benadeelde partij [benadeelde]
Gebleken is, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde feit door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd ten bedrage van totaal € 1.771,79 (materiële schade € 1.471,79 en immateriële schade
€ 300,=).
De onbetwiste vordering, die het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, kan worden toegewezen tot voormeld bedrag van € 1.771,79. Het hof zal voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Benadeelde partij [bedrijf]
Gebleken is, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het in zaak A onder 2 bewezen verklaarde feit door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding voor materiële schade ten bedrage van € 119,95,= gevorderd. Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden tot in ieder geval een bedrag van € 79,=. De onbetwiste vordering tot voormeld bedrag van € 79,= kan worden toegewezen, nu die vordering tot dat bedrag het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Het hof zal voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij voor wat het meer gevorderde betreft niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden d.d. 7 mei 2007 is verdachte veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Gebleken is dat voormeld vonnis op 22 mei 2007 onherroepelijk is geworden en dat op diezelfde datum de proeftijd is ingegaan.
De officier van justitie heeft d.d. 19 januari 2009 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven, dat deze voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd, omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een of meer strafbare feiten, zoals ten laste gelegd in de dagvaarding met parketnummer 755955-08 (de thans in zaak A bewezen verklaarde feiten).
Nu gebleken is dat verdachte de hiervoor in zaak A bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van voormelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde 6 maanden gevangenisstraf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 36f, 43a, 43b, 57, 63, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A onder 1 en 2, in zaak B primair en in zaak C ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A onder 1 en 2, in zaak B primair en in zaak C meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend zevenhonderdeenenzeventig euro en negenenzeventig cent, vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend zevenhonderdeenenzeventig euro en negenenzeventig cent, vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zevenentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [bedrijf], gevestigd te [vestigingsplaats], tot een bedrag van negenenzeventig euro;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt
- tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van negenenzeventig euro ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf], gevestigd te [vestigingsplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van één dag zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 7 mei 2007 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. Hielkema en mr. Van der Woude, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Van der Woude buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
-