ECLI:NL:GHLEE:2010:BM8270

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.029.096/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Verschuur
  • J. Streppel
  • H. Hofstee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet door ontbonden rechtspersoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 8 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een verzet ingesteld door een niet meer bestaande besloten vennootschap (B.V.). De appellante, die inmiddels was geliquideerd, had op 16 maart 2009 een dagvaarding in verzet doen betekenen tegen een eerder verstekarrest van het hof, gewezen op 3 februari 2009. Het hof oordeelde dat de appellante op 14 december 2006 was ontbonden en dat zij sindsdien geen rechtshandelingen meer kon verrichten, zoals het instellen van verzet. Dit was in overeenstemming met artikel 2:19 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat een rechtspersoon ophoudt te bestaan wanneer deze is ontbonden en geen baten meer heeft.

Het hof concludeerde dat de advocaat van de appellante, mr. H.G.M. van Zutphen, niet bevoegd was om verzet in te stellen namens de ontbonden rechtspersoon. De appellante had geen bestaansrecht meer en kon derhalve niet in verzet komen tegen het eerdere arrest. Het hof verklaarde de appellante niet-ontvankelijk in haar verzet en veroordeelde haar in de kosten van de procedure, die werden begroot op € 632,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de juridische status van rechtspersonen en de gevolgen van ontbinding voor hun procesbevoegdheid. Het hof wees erop dat, hoewel de appellante mogelijk belang had bij het verzet, dit niet kon worden ingesteld namens een rechtspersoon die niet meer bestond. De zaak illustreert de noodzaak voor advocaten om de status van hun cliënten te verifiëren voordat zij juridische stappen ondernemen.

Uitspraak

Arrest d.d. 8 juni 2010
Zaaknummer 200.029.096/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante], thans geliquideerd,
gevestigd te [vestigingsplaats],
opposante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. H.G.M. van Zutphen, kantoorhoudende te Almelo,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geopposeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. P. van Rossum, kantoorhoudende te Emmen,
Het geding in hoger beroep
Het hof heeft op 3 februari 2009 onder zaaknummer 107.001.542/01 arrest gewezen in het geschil tussen [geïntimeerde] als appellante en [appellante] als geïntimeerde. [appellante] is in die procedure niet in het geding verschenen en het hof heeft tegen haar verstek verleend.
Bij exploot van 16 maart 2009 is [appellante] in verzet gekomen van het arrest van 3 februari 2009, met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 31 maart 2009.
Het petitum van de verzetdagvaarding in hoger beroep luidt:
"te vernietigen het vonnis gewezen tussen partijen op 25 oktober 2006 (zaak-/rolnummer 49403/HA ZA 04-884) door de rechtbank Assen en, opnieuw recht doende, zo nodig onder aanvulling en/of verbetering der gronden, bij arrest de vordering in conventie van geïntimeerde af te wijzen door haar daarin niet-ontvankelijk te verklaren danwel te ontzeggen, alsmede de vordering in reconventie van appellante alsnog toe te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties, alsmede haar arrest uitvoerbaar bij voorraad te verklaren."
Voorts heeft [geïntimeerde] een akte genomen en vervolgens heeft [appellante] een antwoordakte genomen.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De beoordeling
De ontvankelijkheid
1. [appellante] heeft op 16 maart 2009 de dagvaarding in verzet aan [geïntimeerde] doen betekenen.
2. Het hof zal als eerste ingaan op het door [geïntimeerde] ingenomen standpunt dat [appellante] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzet, omdat [appellante] niet meer bestaat.
3. In een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel van 4 februari 2009 is vermeld:
"Op 03-01-2007 is geregistreerd dat de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan, omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 14-12-2006.
Op 03-01-2007 is geregistreerd dat de onderneming is opgeheven met ingang van 14-12-2006.
Laatstelijk stond ingeschreven:
Rechtspersoon:
Rechtsvorm : [Besloten vennootschap] : [appellante]
Statutaire zetel : [vestigingsplaats]
Correspondentieadres : [adres] [vestigingsplaats]
Eerste inschrijving in het
handelsregister : 28-06-2001
Akte van oprichting : 27-06-2001
Ontbinding, reden ontbinding:14-12-2006, door Besluit van de algemene vergadering/stichtingsbestuur
Einde rechtspersoon : 14-12-2006
(…)
Enig aandeelhouder:
Naam : [appellante] Dienstengroep B.V.
Adres : [adres] [vestigingsplaats]
(…)
Bestuurder
Naam : [appellante] Dienstengroep B.V.
Adres : [adres] [vestigingsplaats]
(…)
Overige functie(s)
Naam: : [appellante]
(…)
Adres : [adres]
Functie en infunctietreding : Bewaarder van boeken en bescheiden, 14-12-2006"
4. Het hof stelt vast dat [appellante] per 14 december 2006 is ontbonden en dat zij volgens voormelde opgave geen (bekende) baten meer had op dat moment. Gelet op artikel 2:19 lid 4 BW is zij vanaf dat tijdstip opgehouden te bestaan.
5. Namens een niet (meer) bestaande rechtspersoon kunnen geen rechtshandelingen worden verricht en daarmee ook geen rechtsmiddelen worden aangewend. Derhalve heeft mr. Van Zutphen geen verzet namens [appellante] kunnen instellen tegen het arrest van 3 februari 2009 en dient [appellante] in dat verzet niet-ontvankelijk te worden verklaard.
6. Het feit dat [appellante] er belang bij heeft om in verzet te gaan tegen het arrest van 3 februari 2009, omdat zij haar activiteiten heeft ondergebracht in [appellante] Dienstengroep B.V., zoals mr. Van Zutphen in de antwoordakte van 7 juli 2009 naar voren heeft gebracht, maakt dat oordeel niet anders. Het verzet is immers ingesteld namens [appellante] en niet namens [appellante] Dienstengroep B.V. Wanneer [appellante] haar rechten en verplichtingen bij [appellante] Dienstengroep B.V. heeft ondergebracht, had [appellante] Dienstengroep B.V. desgewenst zelf in verzet kunnen komen.
Slotsom
7. Het hof zal [appellante] niet-ontvankelijk verklaren in haar verzet en haar veroordelen in de kosten van de procedure. Deze kosten worden begroot op € .. aan verschotten en € 632,- (1 punt, tarief I, € 632,- per punt) aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde verzet;
veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure en begroot die aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak op nihil aan verschotten en € 632,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Verschuur, voorzitter, Streppel en Hofstee, raden en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 8 juni 2010 in bijzijn van de griffier.