Arrest d.d. 15 juni 2010
Zaaknummer 200.020.330/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. [appellante],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [appellante],
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellante],
advocaat: mr. W.M. Sturms, kantoorhoudende te Leeuwarden,
1. [geïntimeerde],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
2. [geïntimeerde],
wonende te [woonplaats], [gemeente],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: mr. M.H. Elshof, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de tussen partijen gewezen vonnissen, uitgesproken op 27 februari 2008 en 3 september 2008 door de rechtbank Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 1 december 2008 hebben [appellante] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 3 september 2008 (hierna ook te noemen: eindvonnis) met dagvaarding van [geïntimeerden] tegen de zitting van 6 januari 2009;
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest uitvoerbaar bij voorraad voorzover de wet zulks toelaat het door de rechtbank Leeuwarden op 3 september 2008 onder zaak-rolnummer 85619/HA ZA 07-843 tussen partijen gewezen vonnis te vernietigen, en, opnieuw rechtdoende:
1. Geïntimeerde te veroordelen een schriftelijke en door hen ondertekende gerechtelijke verklaring af te leggen met inachtneming van hetgeen [appellante] in hun dagvaarding in eerste aanleg hebben gesteld, van hetgeen zij van de besloten vennootschap 't Wapen van Selmien B.V. en/of [eigenaresse boerderij/sauna] onder zich hebben en/of aan de besloten vennootschap 't Wapen van Selmien B.V. en/of [eigenaresse boerderij/sauna] verschuldigd zijn en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding van de besloten vennootschap 't Wapen van Selmien B.V. en/of [eigenaresse boerderij/sauna] zullen verkrijgen en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding aan de besloten vennootschap 't Wapen van Selmien B.V. en/of [eigenaresse boerderij/sauna] verschuldigd zijn of zullen worden.
2. Nadat die verklaring door geïntimeerde zal zijn afgelegd en door het Gerechtshof te Leeuwarden zal zijn bepaald hetgeen geïntimeerde onder zich hebben en/of aan de besloten vennootschap 't Wapen van Selmien B.V. en/of [eigenaresse boerderij/sauna] van Selmien B.V. en/of [eigenaresse boerderij/sauna] verschuldigd zijn en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding van de besloten vennootschap 't Wapen van Selmien B.V. en/of
[eigenaresse boerderij/sauna] van Selmien B.V. en/of [eigenaresse boerderij/sauna] zullen verkrijgen en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding aan de besloten vennootschap 't Wapen van Selmien en/of [eigenaresse boerderij/sauna] verschuldigd zullen worden - tot het ten uitvoerlegging af - en overdragen van zodanige gelden en/of goederen, voor zover deze niet overtreffen het totale bedrag dat [appellante] in gevolge voormeld vonnis van 't Wapen van Selmien en/of [eigenaresse boerderij/sauna] te vorderen hebben over veroordeling van geïntimeerden in de kosten gevallen op de verbetering van hun verklaring
geïntimeerden hoofdelijk te veroordelen des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 15.099,91, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 10.045,34 vanaf 1 januari 2003 tot aan de dag der algehele voldoening
onder veroordeling van de geïntimeerden in de kosten van beide instanties, waaronder begrepen de beslagkosten."
Bij memorie van antwoord hebben [geïntimeerden] verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Rechtbank te Leeuwarden d.d. 3 september 2008 tussen partijen gewezen, zonodig onder aanvulling en verbetering der gronden, te bekrachtigen met veroordeling van [appellante] in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep."
Voorts hebben [appellante] een akte genomen en vervolgens hebben [geïntimeerden] een antwoordakte genomen
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
[appellante] hebben vier grieven opgeworpen.
1. Niet in geschil zijn de feiten zoals in voormeld vonnis van 3 september 2008 onder 2 vermeld. Het volgende staat tussen partijen vast:
- [geïntimeerden] hebben - in de vorm van de vennootschap onder firma vof Friesche Naturisten Boerderij te Ureterp - enige tijd een sauna/naturistenboerderij gedreven in Ureterp, waarbij zij deze boerderij huurden;
- voorheen exploiteerde [eigenaresse boerderij/sauna], eigenaresse van de boerderij, de sauna;
- de echtgenoot van [eigenaresse boerderij/sauna], de heer [echtgenoot eigenaresse boerderij/sauna], heeft voor [geïntimeerden] de administratie van de onderneming verzorgd;
- halverwege 2000 hebben [geïntimeerden] [eigenaresse boerderij/sauna] (hierna te noemen: [eigenaresse boerderij/sauna]) meegedeeld de exploitatie na 1 januari 2001 niet langer te willen voortzetten, waarop [eigenaresse boerderij/sauna] per 1 januari 2001 zelf de exploitatie weer ter hand heeft genomen; tussen [geïntimeerden] en [eigenaresse boerderij/sauna] is niet gesproken over een financiële afwikkeling;
- [appellante] hebben in het verleden accountants- en advieswerkzaamheden voor 't Wapen van Selmien B.V. (hierna te noemen: 't Wapen) verricht;
- een aantal rekeningen die [appellante] in verband met deze werkzaamheden aan 't Wapen hebben verstuurd zijn onbetaald gebleven, waarop [appellante] een incassoprocedure hebben gestart tegen 't Wapen en haar bestuurder [eigenaresse boerderij/sauna];
- bij vonnis van 29 december 2004, gewezen door de rechtbank Leeuwarden tussen [appellante] enerzijds en 't Wapen en [eigenaresse boerderij/sauna] anderzijds, is 't Wapen veroordeeld tot betaling van € 15.099,91 met rente en is [eigenaresse boerderij/sauna] veroordeeld tot betaling van € 4.954,57;
- aangezien 't Wapen, noch [eigenaresse boerderij/sauna] aan deze veroordelingen voldeden, hebben [appellante] eind 2005 executoriaal derdenbeslag gelegd onder [geïntimeerden], waarop [geïntimeerden] hebben verklaard niets (meer) verschuldigd te zijn aan 't Wapen en/of [eigenaresse boerderij/sauna];
- op 22 augustus 2007 hebben [appellante] opnieuw executoriaal derdenbeslag gelegd onder [geïntimeerden], waarop [geïntimeerden] opnieuw hebben verklaard niets aan 't Wapen en/of [eigenaresse boerderij/sauna] verschuldigd te zijn.
2. Dit geschil heeft, kort gezegd, betrekking op de vraag of [geïntimeerden] gelden zijn verschuldigd aan 't Wapen en/of [eigenaresse boerderij/sauna] ter zake waarvan [appellante] executoriaal derdenbeslag hebben gelegd onder [geïntimeerden] en verklaring hebben gevorderd, alsmede afdracht van hetgeen [geïntimeerden] jegens 't Wapen en/of [eigenaresse boerderij/sauna] zijn verschuldigd en/of hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] tot betaling van een bedrag van € 15.099,91, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 10.045,34 alsmede proceskosten. De rechtbank heeft in haar vonnis deze vordering afgewezen. Daartegen richt zich het hoger beroep.
3. De grieven zijn gericht tegen de beoordeling door de rechtbank, inhoudende (I) dat [appellante] niet duidelijk hebben gemaakt waarop de vordering van 't Wapen en/of [eigenaresse boerderij/sauna] is gegrond, (II) dat van het bestaan van een vordering evenmin blijkt uit de door [appellante] overgelegde stukken (zijnde de jaarbalans van 't Wapen over 2003, jaarstukken van de v.o.f. Friesche Naturisten Boerderij te Ureterp over 1998 en 1999 en correspondentie van de advocaat van 't Wapen / [eigenaresse boerderij/sauna]), (III) dat uit de door [geïntimeerden] overgelegde huurovereenkomst blijkt dat deze was gesloten tussen [eigenaresse boerderij/sauna] en [geïntimeerden] en dat daaraan niet kan afdoen een eerder gedateerd verzoekschrift aan de kantonrechter (waarin valt te lezen dat 't Wapen het pand van zou huren van [eigenaresse boerderij/sauna] en vervolgens zou doorverhuren aan [geïntimeerden]) alsmede (IV) dat [appellante], tegenover de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerden] dat [eigenaresse boerderij/sauna] nog een vordering op hen heeft, hun stellingen onvoldoende hebben onderbouwd. Deze grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
4. Het hof kan de stellingen en producties van [appellante] (zoals onder meer in haar akte onder 3 en productie 3 bij memorie van grieven) niet anders lezen dan dat zij ervan uitgaan dat 't Wapen een huurvordering heeft op [geïntimeerden], terwijl niet gesteld wordt dat en op welke grond daarnaast ook [eigenaresse boerderij/sauna] in privé een vordering zou hebben op [geïntimeerden]; aldus hebben [appellante] ten aanzien van de vordering van [eigenaresse boerderij/sauna] jegens [geïntimeerden] niet aan hun stelplicht voldaan.
5. [geïntimeerden] hebben het bestaan van een vordering van 't Wapen betwist, onder meer met een beroep op verjaring. Dit beroep op verjaring is door de rechtbank niet behandeld, maar moet in verband met de devolutieve werking van het hoger beroep bij het slagen van de grieven alsnog door het hof worden behandeld. De desbetreffende huurovereenkomst is volgens [geïntimeerden] per 1 januari 2001 beëindigd, zodat de laatste termijn van december 2000 op 2 december 2005 is verjaard. De desbetreffende beëindiging van de huur per 1 januari 2001 is niet door [appellante] weersproken, zodat dit tussen partijen vast staat. [appellante] voeren aan dat de door [geïntimeerden] gestelde verjaring tijdig is gestuit. Daartoe stellen zij onder meer dat de laatste aanmaning van 12 februari 2003 dateert, terwijl [appellante] hun rechtsvordering bij dagvaarding van 25 oktober 2007 aanhangig hebben gemaakt. Deze aanmaning van 12 februari 2003 is door [appellante] bij memorie van grieven als vierde stuk onder productie 1 overgelegd. Deze brief is geschreven door mr Van der Hoef namens zijn cliënten, "dhr. [echtgenoot eigenaresse boerderij/sauna] en mw. [eigenaresse boerderij/sauna]". Van de vennootschap 't Wapen van Selmien B.V. wordt daarin geen melding gemaakt. Ook wordt niet over een huurvordering gesproken. In deze brief wordt voorts verwezen naar een eerdere brief van 13 februari 2001. Laatstgenoemde brief is eveneens door mr Van der Hoef verzonden namens "cliënten, dhr. [echtgenoot eigenaresse boerderij/sauna] alsmede mevrouw [eigenaresse boerderij/sauna]". In die brief wordt gesteld dat [geïntimeerden] nog dienen af te rekenen met "cliënten". Ook in die brief wordt noch over 't Wapen gesproken noch over een huurvordering gesproken. Aldus valt zonder toelichting, die door [appellante] in onvoldoende mate is gegeven, niet in te zien dat en op grond waarvan [geïntimeerden] hadden moeten begrijpen dat met de brief van 12 februari 2003 bedoeld werd een (huur)vordering van 't Wapen op hen te stuiten. [appellante] hebben ook overigens niet voldoende concreet gesteld dat en waardoor de verjaring van de vordering van 't Wapen is gestuit. Dit betekent dat - voor zover sprake is geweest van een vordering van ’t Wapen op [geïntimeerden] - in het onderhavige geschil moet worden aangenomen dat deze vordering is verjaard.
6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan het hoger beroep dan ook geen doel treffen en behoeven de grieven (verder) geen bespreking. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk te stellen partijen, zullen [appellante] worden veroordeeld in de proceskosten (1,5 punt, tarief II).
Beslissing:
Het gerechtshof:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 3 september 2008;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerden] gevallen, tot op heden begroot op € 1.341,- voor geliquideerd salaris van de advocaat en € 455,- voor verschotten.
Aldus gewezen door mrs Janse, voorzitter, Groefsema en Wind, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 15 juni 2010 in bijzijn van de griffier.