ECLI:NL:GHLEE:2010:BN0338

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.055.237/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Hofstee
  • J. Zondag
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming onder voorwaarde van het aanbieden van een vervangende woning

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van Stichting Woonborg tegen een vonnis van de rechtbank Assen. Woonborg had in eerste aanleg een kort geding aangespannen tegen [geïntimeerde] wegens geluidsoverlast die zij zou veroorzaken in de door haar gehuurde woning. De huurovereenkomst was op 3 mei 2005 gesloten en bevatte Algemene Huurvoorwaarden, waaronder artikel 6.6 dat de huurder verplicht om geen overlast te veroorzaken. Gedurende de huurperiode ontving Woonborg herhaaldelijk klachten van buren over geluidsoverlast, wat leidde tot meerdere gesprekken en waarschuwingen aan [geïntimeerde]. Ondanks deze waarschuwingen bleef de overlast aanhouden, wat Woonborg noopte om juridische stappen te ondernemen.

In hoger beroep heeft Woonborg tien grieven ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] de geluidsoverlast niet voldoende heeft betwist en dat er voldoende bewijs is van de overlast die zij heeft veroorzaakt. Het hof heeft ook rekening gehouden met de belangen van de vijf kinderen van [geïntimeerde], die bij een ontruiming op straat zouden komen te staan. Daarom heeft het hof besloten dat [geïntimeerde] de woning moet ontruimen, maar alleen onder de voorwaarde dat Woonborg haar binnen twee weken na betekening van het arrest een vergelijkbare woning aanbiedt. Het hof heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op vier weken na betekening van het arrest, met een dwangsom van € 300 per dag voor elke dag dat [geïntimeerde] in gebreke blijft, tot een maximum van € 15.000. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de kosten van de procedure aan [geïntimeerde] opgelegd.

Uitspraak

Arrest d.d. 22 juni 2010
Zaaknummer 200.055.237/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Stichting Woonborg,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Woonborg,
advocaat: W.E.A. Stegeman, kantoorhoudende te Groningen,
voor wie gepleit heeft mr. H.A.Th. Yspeert, advocaat te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J.S. Öszaran, kantoorhoudende te Groningen, die tevens heeft gepleit.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 22 december 2009 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 19 januari 2010 is door Woonborg hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 2 februari 2010.
De grieven zijn opgenomen in de appeldagvaarding. De conclusie van deze dagvaarding luidt:
" (…) bij arrest voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het vonnis van de Rechtbank te Assen onder rolnummer 76695/KG ZA 09-269 in kort geding tussen partijen op 22 december 2009 gewezen te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van eiser in prima, thans geïntimeerde alsnog toe te wijzen:
II. [geïntimeerde] te veroordelen om binnen twee dagen na uitspraak van het in dezen te wijzen arrest, althans binnen twee dagen na betekening van het arrest, althans binnen een zodanige termijn als U Edelachtbare in goede justitie bepaalt, de woning staande en gelegen aan [adres], met al het hare en de haren te ontruimen en te verlaten met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan appellant te stellen, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 300,00 voor iedere dag of dagdeel dat gedaagde met deze ontruiming in gebreke blijft, alles overeenkomstig het bepaalde in de wet.
III. [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van beide instanties, zulks uitvoerbaar bij voorraad."
Er is van eis geconcludeerd.
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde], onder overlegging van producties, verweer gevoerd met als conclusie:
" (…) bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, appellante niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep tegen het vonnis d.d. 22 december 2009 van de rechtbank Assen, tussen partijen gewezen, althans het beroep te verwerpen en genoemd vonnis te bevestigen, al dan niet onder aanvulling en/of verbetering der gronden en appellante te veroordelen in de kosten van beide instanties."
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's door hun advocaten.
Tenslotte hebben partijen arrest gevraagd en heeft het hof een dag bepaald waarop arrest zal worden gewezen.
De grieven
Woonborg heeft tien grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Als gesteld en erkend, dan wel niet (voldoende) gemotiveerd betwist, alsmede op grond van de niet bestreden inhoud van de overgelegde producties, staat voorshands het volgende genoegzaam vast:
- Woonborg verhuurt aan [geïntimeerde] de woning gelegen aan [adres]. De huurovereenkomst is schriftelijk vastgelegd en op 3 mei 2005 getekend. Van de huurovereenkomst maken de Algemene Huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte deel uit. Artikel 6.6 van die voorwaarden bepaalt onder meer het volgende: “De huurder moet ervoor zorgdragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door de huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege de huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.”
- [geïntimeerde] bewoont de woning met haar vijf kinderen.
- Op 6 januari 2006 heeft [buurvrouw geïntimeerde], de buurvrouw van [geïntimeerde], bij Woonborg geklaagd over (geluids)overlast vanuit de woning van [geïntimeerde], zulks vanaf het moment dat [geïntimeerde] de woning heeft betrokken. Genoemd wordt: harde muziek, hard meezingen, hard praten en schreeuwen tegen (huilende) kinderen.
- Bij brief van 20 januari 2006 heeft Woonborg [geïntimeerde] schriftelijk op de hoogte gesteld van de binnengekomen klacht en heeft Woonborg een bezoek aangekondigd om met [geïntimeerde] over de klacht te spreken.
- Bedoeld bezoek heeft plaatsgevonden op 26 januari 2006. Bij het gesprek was ook een medewerkster van Vluchtelingenwerk aanwezig. Aan [geïntimeerde] is de inhoud van de klacht gemeld. Nadien zijn er een tijdlang geen klachten over geluidsoverlast betreffende [geïntimeerde] meer binnengekomen.
- Vanaf mei 2007 wordt met regelmaat bij Woonborg geklaagd over door [geïntimeerde] veroorzaakte geluidsoverlast. Klagers zijn de buren [buurvrouw geïntimeerde], wonend aan [adres] en de achterburen [achterburen], wonend aan [adres]. In dat verband is op 12 mei 2007 en op 2 juni 2007 de politie bij [geïntimeerde] langs geweest. [geïntimeerde] is op 21 juni 2007 andermaal bezocht door een medewerkster van Woonborg. Op 23 augustus 2007 heeft vervolgens een gesprek plaatsgevonden waarbij naast bedoeld medewerkster van Woonborg en een medewerkster van Vluchtelingenwerk Drenthe ook [geïntimeerde] en de families [achterburen] en [buurvrouw geïntimeerde] aanwezig waren. Tussen partijen zijn afspraken gemaakt, welke bij brief van 28 augustus 2007 (ook) aan [geïntimeerde] zijn bevestigd.
- Vanaf september 2007 kwamen er echter met regelmaat opnieuw klachten over door [geïntimeerde] veroorzaakte geluidsoverlast bij Woonborg binnen. [geïntimeerde] is ter zake opnieuw door Woonborg aangeschreven bij brief van 14 februari 2008 en uitgenodigd voor een gesprek. Bedoeld gesprek heeft op 22 februari 2008 plaatsgevonden. Woonborg heeft [geïntimeerde] in dit gesprek aangeboden haar behulpzaam te willen zijn bij het vinden van een andere woning. De inhoud van bedoeld gesprek is bij brief van 3 maart 2008 aan [geïntimeerde] bevestigd.
- Ook nadien werd er met regelmaat geklaagd door de familie [buurvrouw geïntimeerde] en/of [achterburen] over geluidsoverlast veroorzaakt door [geïntimeerde] en/of haar kinderen. [geïntimeerde] is ter zake andermaal door Woonborg aangeschreven bij brief van 30 juli 2009 en onder verwijzing naar artikel 6.6 van de Algemene Huurvoorwaarden met klem verzocht zorg te dragen “voor vermindering van schreeuwen en overige overmatige woongeluiden.” Gewaarschuwd wordt dat eventueel ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming zou kunnen worden gevorderd.
- Bij brief van 6 augustus 2009 is [geïntimeerde] door Woonborg gesommeerd de geluidsoverlast te staken. Aangekondigd wordt dat bij een eerstvolgende melding van overlast een procedure om te komen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal worden gestart.
- Nadien zijn andermaal klachten over [geïntimeerde] afkomstig van [buurvrouw geïntimeerde]/[achterburen] bij Woonborg binnengekomen.
- De politie heeft in de periode 23 februari 2007 tot en met 16 augustus 2009 12 meldingen ter zake van door [geïntimeerde] veroorzaakte geluidsoverlast geregistreerd.
- De door [buurvrouw geïntimeerde]/[achterburen] ingediende klachten vinden ondersteuning in brieven van [klager] (wonende aan [adres] en [klager].
- Op 24 november 2009 heeft een medewerkster van Woonborg samen met een medewerkster van Vluchtelingenwerk een bezoek gebracht aan [geïntimeerde] en aangekondigd dat de onderhavige procedure zou worden opgestart.
- Woonborg heeft [geïntimeerde] diverse keren een andere woning aangeboden (in Haren en in Vries). [geïntimeerde] weigert een vervangende woning in het verzorgingsgebied van Woonborg. Zij wenst te verhuizen naar Den Bosch. Woonborg kan [geïntimeerde] nog steeds een andere woonruimte aanbieden.
Met betrekking tot de grieven:
2. De grieven leggen het geschil in volle omvang aan het hof voor en zullen daarom gezamenlijk worden behandeld.
3. Het hof stelt vast dat [geïntimeerde] zowel in de gesprekken met Woonborg alsook in de onderhavige procedure en ter zitting in hoger beroep betwist de gestelde geluidsoverlast te hebben veroorzaakt. Zij erkent slecht in februari 2010 (ruim na het opstarten van de onderhavige procedure eenmalig voor overlast te hebben gezorgd ter gelegenheid van een feestje. [geïntimeerde] beroept zich daarbij op door haar in eerste aanleg overgelegde verklaringen van een groot aantal andere bewoners van woningen aan het [adres], waarin in wisselende bewoordingen wordt aangegeven dat men geen last heeft (gehad) van de bewoners van [adres].
4. Het hof merkt ten aanzien van de door [geïntimeerde] overgelegde verklaringen van andere bewoners van woningen aan het [adres] op dat het feit dat bedoelde bewoners geen overlast van [geïntimeerde] hebben ondervonden natuurlijk onverlet laat dat anderen (waaronder de familie [buurvrouw geïntimeerde] als directe buren) wel degelijk overlast van [geïntimeerde] kunnen hebben ondervonden. Deze conclusie is te meer gerechtvaardigd wanneer de ligging van de verschillende woningen, als blijkend uit de door [geïntimeerde] ten pleidooie overgelegde producties, in ogenschouw wordt genomen. Dat [achterburen] met [buurvrouw geïntimeerde] bevriend zou zijn en beide onder een hoedje zouden spelen wordt door Woonborg betwist en is geenszins aannemelijk geworden. Het hof acht het evenmin aannemelijk dat er in feite meer sprake zou zijn van een burenruzie dan van door [geïntimeerde] veroorzaakte geluidsoverlast, nu niet wel voorstelbaar is dat Woonborg, Vluchtelingenwerk en de politie, die gedurende een aantal jaren met de onderhavige problemen zijn geconfronteerd, alsdan de klachten van [buurvrouw geïntimeerde]/[achterburen] serieus zouden zijn blijven nemen en daarop telkens opnieuw actie zouden hebben ondernomen.
5. Tegen die achtergrond geeft [geïntimeerde], met haar stelselmatige ontkenning wélke overlast dan ook te veroorzaken, er - naar het voorlopig oordeel van het hof – blijk van dat zij totaal andere normen hanteert ten aanzien van het produceren van geluid dan in deze samenleving redelijkerwijs aanvaardbaar is te achten.
6. Het hof acht derhalve voorshands voldoende aannemelijk geworden dat [geïntimeerde] veelvuldig heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 6.6 van de tot de huurovereenkomst behorende Algemene Voorwaarden. Nu [geïntimeerde] ter zake bij herhaling door Woonborg is aangesproken en gewaarschuwd, rechtvaardigt haar gedrag in beginsel toewijzing van de door Woonborg gevorderde ontruiming van de woning aan het [adres].
7. In het kader van de in dit kort geding aan de orde zijnde belangenafweging moet echter ook het belang van de vijf kinderen aan de zijde van [geïntimeerde] meewegen, nu zij bij toewijzing van de gevorderde voorzieningen op straat dreigen te komen staan. In dat licht bezien acht het hof het noodzakelijk dat Woonborg [geïntimeerde] een andere vergelijkbare woning binnen haar verzorgingsgebied aanbiedt, teneinde [geïntimeerde] en haar gezin nog een nieuwe kans te bieden.
8. De grieven treffen derhalve doel, zodat het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd en de gevorderde voorzieningen alsnog zullen worden toegewezen, onder de voorwaarde als na te melden. Het hof acht termen aanwezig de te verbeuren dwangsommen te maximeren op € 15.000,--.
9. [geïntimeerde] zal, als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding in beide instanties. Het hof zal daarbij, gelet om de aard van de zaak, voor het pleidooi slechts een procespunt (tarief II) toewijzen.
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van 22 december 2009, waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] met al de haren en het hare binnen 4 weken na betekening van dit arrest de woning aan [adres] te ontruimen en te verlaten met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan Woonborg, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 300,00 voor iedere dag dat [geïntimeerde] met deze ontruiming in gebreke blijft, tot een maximum van € 15.000,--, echter dit alles onder de voorwaarde dat Woonborg [geïntimeerde] binnen twee weken na betekening van dit arrest een vergelijkbare woning (qua volume en prijs) in haar verzorgingsgebied aanbiedt, met de toezegging dat [geïntimeerde] die woning terstond kan betrekken nadat zij de woning aan [adres] heeft ontruimd;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van deze procedure, in eerste aanleg begroot op € 347,98 aan verschotten en op € 816,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat en in hoger beroep op € 401,93 aan verschotten en op € 1.788,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. Mollema, voorzitter en mrs. Hofstee en Zondag, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 22 juni 2010 in bijzijn van de griffier.