ECLI:NL:GHLEE:2010:BN0384

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001161-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J.M. van den Bergh
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • H.J. de Ruijter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een ambtenaar en wederspannigheid tijdens aanhouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 2 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1982, was eerder veroordeeld voor eenvoudige belediging van een politieagent en wederspannigheid tijdens zijn aanhouding. De politierechter had de verdachte op 21 april 2009 veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, waarvan € 250,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft tijdig hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof het bewijs van de tenlastegelegde feiten beoordeeld. De verdachte had op 23 juli 2008 in de gemeente [gemeente] beledigende woorden geuit tegen een politieagent, terwijl deze zich in de rechtmatige uitoefening van zijn functie bevond. Daarnaast heeft de verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding door de agent. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat hij te maken had met een politieagent en dat zijn uitlatingen beledigend waren. Het verweer van de verdachte dat de agent niet in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening handelde, werd verworpen.

Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd en de opgelegde straf in stand gelaten, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, met de mogelijkheid tot termijnbetaling van € 50,- per maand. Het hof heeft de verdachte ook gewaarschuwd dat bij niet-betaling vervangende hechtenis kan worden opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van respect voor de autoriteit van politieambtenaren en de gevolgen van belediging en verzet tegen de rechtmatige uitoefening van hun functie.

Uitspraak

parketnummer: 24-001161-09
parketnummer eerste aanleg: 18-005835-08
Arrest van 2 juli 2010 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van
21 april 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.B. Swart, advocaat te Groningen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, waarvan € 250,-, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en dat het hof betaling van de geldboete in termijnen van € 50,- zal toestaan.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 23 juli 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid, meermalen, althans eenmaal, mondeling heeft toegevoegd de woorden "Fuck you" en/of "Ik pis op jou", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 23 juli 2008, in de gemeente [gemeente], toen een aldaar dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had aangehouden en had vastgegrepen, althans vast had, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft verzet,
- door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden (ten gevolge waarvan die opsporingsambtenaar door verdachte in het gezicht werd geraakt) en/of
- door zijn arm om de keel van voornoemde opsporingsambtenaar te slaan.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Met betrekking tot de feiten 1 en 2 is ter zitting van het hof door en namens de verdachte aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde niet wist dat hij te maken had met een politieagent.
Het hof stelt vast dat de verdachte tijdens zijn verhoor op 23 juli 2008 bij de politie heeft verklaard dat de politieagent (het hof begrijpt: [verbalisant]) - vóórdat de ten laste gelegde gedragingen een aanvang namen - tegen de verdachte zei dat hij politieagent was. De verdachte heeft in dit verhoor tevens verklaard dat hij wist dat hij te maken had met een politieagent.
Niet aannemelijk is geworden dat dit deel van de door de verdachte bij de politie afgelegde verklaring niet op waarheid berust. Het hof gaat dan ook uit van de juistheid van dit deel van de verklaring van de verdachte bij de politie.
Op grond van het bovenstaande acht het hof bewezen dat de verdachte - vóór en tijdens het plegen van de ten laste gelegde gedragingen - wist dat hij te maken had met een politieagent.
Met betrekking tot de feiten 1 en 2 is ter zitting van het hof voorts namens de verdachte aangevoerd dat de desbetreffende politieagent niet werkzaam was in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Hiertoe is gesteld dat die politieagent in strijd met de Ambtsinstructie heeft gehandeld, door zich niet ongevraagd en niet op de juiste wijze tegenover de verdachte te legitimeren als politieagent, en door vervolgens (desondanks) geweld aan te wenden tegen de verdachte.
Het hof verwerpt dit verweer op de grond dat dit verweer op een onjuiste juridische grondslag berust.
Immers, het beweerdelijk handelen van de politieagent in strijd met de Ambtsinstructie leidt er - wat daarvan ook zij - niet toe dat die agent vervolgens niet (meer) werkzaam is in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Met betrekking tot feit 1 is namens de verdachte tevens aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat de door de verdachte gebruikte bewoordingen - te weten "Fuck you" - heden ten dage in het maatschappelijk verkeer geen woorden van beledigende aard en/of strekking (meer) plegen te zijn.
Het hof verwerpt dit verweer. De door de verdachte gebruikte woorden zijn beledigend en hebben de strekking de ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Gelet op de omstandigheden waaronder de verdachte zijn uitlatingen heeft gedaan, had de verdachte tevens het opzet om te beledigen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 23 juli 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid meermalen mondeling heeft toegevoegd de woorden "Fuck you";
2.
hij op 23 juli 2008 in de gemeente [gemeente], toen een aldaar dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit, had aangehouden en had vastgegrepen, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft verzet door te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1 -
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 2-
wederspannigheid.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van een politieagent en vervolgens aan wederspannigheid na zijn aanhouding door die politieagent.
De verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens de betreffende agent, heeft het gezag van de politie ondermijnd en de agent in zijn eer en goede naam aangetast.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 maart 2010 blijkt ten voordele van de verdachte dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van enig strafbaar feit. Met de bewezen verklaarde delicten lijkt vooralsnog sprake te zijn geweest van een eenmalig incident.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw ter terechtzitting van het hof hebben aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met hetgeen daaromtrent overigens is gebleken uit het strafdossier.
Het hof is - met de advocaat-generaal - van oordeel dat de door de politierechter in eerste aanleg opgelegde geldboete in het geval van de verdachte uit een oogpunt van normhandhaving recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten.
Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c, 57, 180, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een geldboete van vijfhonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling, noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt dat van de geldboete een gedeelte van tweehonderdvijftig euro, subsidiair vijf dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat het onvoorwaardelijke deel van de geldboete mag worden voldaan in vijf opeenvolgende maandelijkse termijnen van vijftig euro;
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. H.J. de Ruijter, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier. Mrs. P.J.M. van den Bergh en H.J. de Ruijter zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.