ECLI:NL:GHLEE:2010:BN0407

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.040.202/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Verschuur
  • J. Kuiper
  • M. Wind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake betalingsregeling onder verband van vonnis in aandelenleasezaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Varde Investment (Ireland) Limited tegen een vonnis van de rechtbank Groningen, sector kanton, waarin Varde niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering tegen [geïntimeerde]. De zaak betreft een betalingsregeling die Varde met [geïntimeerde] had getroffen in het kader van een aandelenlease-overeenkomst. Varde stelde dat de vordering op [geïntimeerde] weer direct en volledig opeisbaar was geworden, terwijl [geïntimeerde] betoogde dat hij zich aan de betalingsregeling had gehouden. De kantonrechter oordeelde dat de vordering niet opeisbaar was, omdat [geïntimeerde] zijn verplichtingen nakwam. Varde ging in hoger beroep, maar het hof bevestigde het oordeel van de kantonrechter. Het hof oordeelde dat de tekst van de betalingsregeling duidelijk was en dat Varde niet had aangetoond dat [geïntimeerde] in gebreke was gebleven. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Varde in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Arrest d.d. 15 juni 2010
Zaaknummer 200.040.202/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Varde Investment (Ireland) Limited,
gevestigd te [vestigingsplaats], Ierland,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Varde,
advocaat: mr. G.J. Schras, kantoorhoudende te Spijkenisse,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
toevoeging,
advocaat: mr. M.M. Mok, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 23 april 2009 door de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 22 juli 2009 is door Varde hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 29 september 2009.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
" (…) het voornoemde vonnis van de Rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen, met zaak-/rolnummer 386603 CV EXPL 08-16975, op 23 april 2009 tussen partijen gewezen, te vernietigen, en - opnieuw rechtdoende - bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vordering van appellante alsnog volledig toe te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
" (…) het vonnis van de rechtbank Groningen van 23 april 2009 te bekrachtigen, zo nodig met verbetering van de gronden, en met veroordeling van appellante in de kosten, aan de zijde van geïntimeerde in hoger beroep gevallen, uitvoerbaar bij voorraad."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Varde heeft drie grieven opgeworpen.
De beoordeling
De feiten
1. De kantonrechter heeft in haar vonnis in rechtsoverweging 1 (1.1. tot en met 1.6) een aantal feiten vastgesteld. Tegen deze vaststelling zijn geen grieven ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
Tussen partijen staat het volgende vast.
1.1 Varde is de rechtsopvolgster van Dexia Bank Nederland NV (hierna: Dexia). Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere NV, die tevens handelde onder de naam Legio Lease en die op haar beurt rechtsopvolgster was van Legio Lease BV.
1.2 [geïntimeerde] heeft met de rechtsvoorgangster van Dexia een tweetal aandelenlease-overeenkomsten gesloten: één op 14 juni 2000 met de naam Korting Kado (contractnummer 59116272) en één op 27 november 2000 met de naam WinstVerDriedubbelaar (contractnummer 29483878).
1.3 Beide overeenkomsten zijn beëindigd, maar de opbrengst van de verkoop van de aandelen was ontoereikend om de aangegane leningen af te lossen, zodat er een restschuld resteerde.
1.4 Het Gerechtshof te Amsterdam heeft op 25 januari 2007 de Duisenberg-regeling algemeen verbindend verklaard. [geïntimeerde], die behoort tot de gerechtigden als bedoeld in deze regeling, had naar aanleiding van de algemeen verbindend verklaring de mogelijkheid om vóór 1 augustus 2007 op de voorgeschreven wijze een zogenoemde opt-out verklaring af te leggen. [geïntimeerde] heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.5 Dexia heeft haar vordering op [geïntimeerde] - van € 3.360,80 in hoofdsom - aan Varde gecedeerd. EDR Incasso heeft [geïntimeerde] bij brieven van 10 januari 2008 namens Varde mededeling gedaan van deze cessie.
1.6 Nadat EDR Incasso [geïntimeerde] een aantal malen namens Varde had gesommeerd te betalen, hebben partijen een betalingsregeling getroffen, die is vastgelegd in een door [geïntimeerde] voor akkoord getekende brief van EDR Incasso van 30 september 2008 met de volgende inhoud:
In aansluiting op ons telefoongesprek van 30 september 2008 bevestigen wij u namens onze cliënte Varde Investments (Ireland) Limited, akkoord te gaan met een voorlopige afbetalingsregeling onder verband van vonnis voor uw schuld in het hierboven vermeld dossier.
De met u afgesproken termijnbetalingen zijn weergegeven op het aflosschema op de bijlage bij deze brief. (…) Voorafgaand aan de laatste termijn verzoeken wij u om met ondergetekende contact op te nemen voor het vaststellen van een definitieve afbetalingsregeling.
Op het moment dat wij deze brief niet tijdig en/of zonder uw handtekening voor uw akkoord retour ontvangen of enige betaling door u niet tijdig en/of volledig wordt bijgeschreven op bovenstaand rekeningnummer, is de vordering weer direct en volledig opeisbaar. U kunt dan geen betalingsregeling meer treffen.
Voor invordering van uw schuld zullen dan direct rechtsmaatregelen genomen worden, waarvan de kosten dan tevens voor uw rekening komen.
(…)
In het bij de brief gevoegde aflossingsschema is aangegeven dat er elf achtereenvolgende maandelijkse termijnbetalingen van elk € 100,-- dienen te worden voldaan, de eerste op 30 oktober 2008 en de elfde op 7 september 2009. Voort staat in het aflossingsschema vermeld:
Gelieve voor 15-09-2009 contact op te nemen met ondergetekende voor een definitieve betalingsafspraak van het restant.
1.7 Varde heeft de inleidende dagvaarding op 24 november 2008 aan [geïntimeerde] laten uitbrengen. [geïntimeerde] had het tot dan toe volgens de betalingsregeling verschuldigde voldaan.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
2.1 Varde heeft gesteld dat zij met [geïntimeerde] een voorlopige betalingsregeling onder verband van vonnis is overeengekomen en dat zij daarom het recht had [geïntimeerde] in rechte te betrekken.
2.2 [geïntimeerde] heeft zich op het standpunt gesteld dat Varde hem ten onrechte heeft gedagvaard aangezien hij de met Varde getroffen betalingsregeling stipt is nagekomen.
2.3 De kantonrechter heeft overwogen dat, daargelaten of een gemiddelde burger zou kunnen en moeten begrijpen wat onder een 'voorlopige afbetalingsregeling onder verband van vonnis' moet worden verstaan, dit niet tot een toewijzend vonnis kan leiden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat nu in de betalingsregeling uitdrukkelijk is bepaald dat de vordering weer direct en volledig opeisbaar is wanneer de betalingen niet tijdig worden gedaan en vaststaat dat [geïntimeerde] zich op het moment dat hij werd gedagvaard correct aan de betalingsregeling heeft gehouden, de vordering niet opeisbaar is. De kantonrechter heeft Varde niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De grieven
3. De grieven I en II richten zich tegen het hiervoor in rechtsoverweging 2.3 weergegeven oordeel van de kantonrechter en lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
4. Varde heeft gewezen op de brief van haar incassogemachtigde aan [geïntimeerde] van 15 september 2008 waarin wordt vermeld dat zal worden bekeken of er een 'passende betalingsregeling onder verband van vonnis getroffen kan worden'. Varde heeft gesteld dat er vervolgens op 30 september 2008 een telefoongesprek tussen de incassogemachtigde van Varde en [geïntimeerde] heeft plaatsgevonden, waarvan de inhoud in de brief van 30 september 2008 is bevestigd. Varde stelt dat partijen met de uitdrukking 'onder verband van vonnis' zijn overeengekomen dat Varde ondanks de betalingsregeling een vordering in zou stellen doch het vonnis niet zou executeren zolang [geïntimeerde] aan zijn verplichtingen zou voldoen.
Varde is van mening dat zij erop mocht vertrouwen dat ook voor [geïntimeerde] duidelijk was wat de regeling inhield, nu [geïntimeerde] nimmer kenbaar heeft gemaakt dat deze voorwaarde voor hem niet duidelijk was.
5. [geïntimeerde] heeft reeds bij conclusie van antwoord in eerste aanleg betoogd dat Varde hem ten onrechte heeft gedagvaard en dat zij zich niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden. [geïntimeerde] heeft erop gewezen dat (de incassogemachtigde van) Varde in de tekst van de betalingsregeling zelf uitdrukkelijk heeft aangegeven dat de vordering eerst weer direct en volledig opeisbaar is zodra [geïntimeerde] niet tijdig of volledig aan de regeling voldoet, terwijl bovendien is vermeld dat in dat geval direct rechtsmaatregelen genomen worden waarvan de kosten voor rekening van [geïntimeerde] komen.
[geïntimeerde] stelt zich op het standpunt dat partijen blijkens genoemde brief in elk geval hebben willen afspreken dat de vordering niet direct en volledig opeisbaar zou zijn indien [geïntimeerde] tijdig en volledig zou betalen. Voor zover Varde betoogt dat uit de zinsnede 'onder verband van vonnis' het tegenovergestelde volgt, moet die innerlijke tegenstrijdigheid voor rekening van Varde blijven, aldus [geïntimeerde].
6. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat uit de tekst van de door (de incassogemachtigde van) Varde zelf opgestelde betalingsregeling d.d. 30 september 2008 volgt dat de vordering van Varde niet direct en in zijn geheel opeisbaar is zolang [geïntimeerde] aan zijn betalingsverplichtingen voldoet.
Varde heeft dat bij conclusie van repliek in eerste aanleg ook impliciet erkend door er akte van te vragen dat zij in het vonnis opgenomen wenste te zien dat, indien [geïntimeerde] zich niet stipt aan de op 30 september 2008 overeengekomen regeling houdt, de vordering in zijn geheel en direct opeisbaar zal zijn.
7. Varde heeft in haar ter rolle van 22 december 2009 genomen memorie van grieven niet gesteld dat [geïntimeerde] zich niet stipt heeft gehouden aan de bepalingen van de op 30 september 2008 getroffen betalingsregeling. Zo heeft zij niet gesteld dat [geïntimeerde] één van de elf betalingstermijnen niet tijdig of niet volledig heeft voldaan en evenmin heeft zij betoogd dat [geïntimeerde] heeft nagelaten voor 15 september 2009 contact op te nemen voor een definitieve betalingsafspraak met betrekking tot het restant. Ook anderszins is niet gebleken dat [geïntimeerde] tekort zou zijn gekomen in de nakoming van genoemde verplichtingen.
Varde heeft geen inzicht gegeven in hetgeen partijen na 15 september 2009 zijn overeengekomen, hoewel dat wel op haar weg had gelegen.
8. Het hof houdt het er dan ook voor dat [geïntimeerde] tot op heden niet in gebreke is gebleven met de nakoming van zijn aflossingsverplichtingen en dat de vordering van Varde niet direct en in zijn geheel opeisbaar is geworden.
9. Met betrekking tot de stelling van Varde dat de zinsnede 'onder verband van vonnis' meebrengt dat het haar vrijstond om, ondanks de getroffen betalingsregeling een vonnis tegen [geïntimeerde] te vragen dat niet zou worden geëxecuteerd zolang [geïntimeerde] aan zijn verplichtingen uit de betalingsregeling zou voldoen en dat zij erop mocht vertrouwen dat dit voor [geïntimeerde] ook duidelijk was, overweegt het hof als volgt.
10. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat het twijfelachtig is of [geïntimeerde] zou kunnen en moeten begrijpen wat onder de term 'onder verband van vonnis' moet worden verstaan. Het antwoord op die vraag kan evenwel in het midden blijven. Varde beoogde, blijkens haar toelichting in de memorie van grieven, immers een vonnis te halen dat zij zou kunnen executeren in het geval [geïntimeerde] zijn verplichtingen uit de op 30 september 2008 getroffen betalingsregeling niet zou nakomen. De periode waarop genoemde betalingsregeling ziet, was ten tijde van het nemen van de memorie van grieven reeds verstreken, terwijl niet gesteld of gebleken is dat [geïntimeerde] die regeling niet is nagekomen. Daarmee is het door Varde geschetste belang hoe dan ook aan haar vordering ontvallen, wat er van die vordering overigens ook zij.
11. De grieven I en II falen.
12. Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat ook grief III, die naast de overige grieven geen zelfstandige betekenis heeft, faalt.
13. Het vonnis van de kantonrechter zal worden bekrachtigd. Mocht [geïntimeerde] evenwel op enig moment alsnog in gebreke blijven met de nakoming van zijn aflossingsverplichtingen terzake van (het restant van) zijn volgens de Duisenberg-regeling bestaande schuld aan Varde, dan zal Varde [geïntimeerde] alsnog in rechte kunnen te betrekken.
Slotsom
14. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Varde zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Deze kosten worden wat het geliquideerde salaris van de advocaat betreft tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 632,-- (1 punt tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te [Groningen] van 23 april 2009 waarvan beroep;
veroordeelt Varde in de kosten van de procedure in hoger beroep en begroot deze tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] op € 262,-- aan verschotten en op
€ 632,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
veroordeelt Varde om van die kosten te voldoen aan de griffier, die daarmee zal handelen overeenkomst het bepaalde in art. 243 Rv, € 196,50 aan voorschotten en € 632,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Verschuur, voorzitter, Kuiper en Wind, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 15 juni 2010 in bijzijn van de griffier.